Deze zomer was ik even ergens anders: in Knole House en Long Barn, Teheran en Berlijn, of om precies te zijn: in de negentien jaar lange briefwisseling van schrijvers Virginia Woolf en Vita Sackville-West.


Het is een klein paars boekje dat ik met me mee sleepte; een ingekorte versie van brieven en dagboekfragmenten, ingeleid door Alison Bechdel. Verder zijn er nauwelijks beschrijvingen, of biografische elementen: op de eerste bladzijde begint het simpelweg: 'I am too muzzy headed to make out anything. This is partly the result of dining to meet the lovely aristocratic Sackville-West last night at Clive's.' Virginia is niet meteen onder de indruk van Vita, maar geïntrigeerd door haar komaf en werkethiek (Vita schrijft 15 pagina's per dag, noteert ze).

'I simply adore Virginia Woolf', schrijft Vita op haar beurt aan haar man Harold, en verzekert hem dat hij het met haar eens zou zijn. 'She is both detached and human, silent till she wants to say something, and then says it supremely well.' Het is vanzelfsprekend intiem om zulke eerste indrukken te lezen, maar bovenal maakt het overwegingen en impressies inzichtelijk die we normaliter, zeker anno 2021, niet meer opschrijven, waardoor ze vervliegen. Een groot deel van het plezier van het lezen van de persoonlijke documenten zit daarin: dat je de directe gedachten van iemand volgt, voor ze heroverwogen en getoetst zijn.

Hoewel beide vrouwen zo goed schrijven dat het moeilijk te geloven is dat de fragmenten zomaar, onvoorbereid, uit de pen tevoorschijn kwamen. De brieven staan vol observaties die ik heb onderstreept om in gedachten te houden. Zoals Vita's verzuchting, aan het begin van hun vriendschap, dat het zo moeilijk is om een ander echt te leren kennen. Niet omdat mensen niet open genoeg zijn, maar omdat je samen nooit tegelijkertijd in je natuurlijke habitat verkeert: in jouw huis is de ander vreemd, en in hun huis ben jij dan weer niet op je gemak, waardoor je elkaar nooit als gelijken, in een vertrouwde omgeving, kunt waarnemen. Virginia beschrijft treffend hoe moeilijk het is om een ander, in haar afwezigheid, voor je te zien: dat je wellicht een beeld kan oproepen door te denken over haarkleur, lengte, ogen en handen, maar dat die voorstelling er steeds vandoor gaat om een wandeling in de tuin te maken, tennis te spelen, te zitten en roken, en dat daar het voorstellingsvermogen stokt, want: wat zegt ze dan, die geest in je verbeelding?

Sackville-West en Woolf schrijven elkaar over het schrijven: over hun onzekerheden, wanneer het goed gaat en wanneer ze worstelen met een tekst. De lat ligt hoog. Virginia is ervan overtuigd dat je aan het begin nooit het gevoel moet hebben dat je het boek kunt schrijven, maar juist dat het verhaal zich aan de andere zijde van een golf bevindt, waar je het doorheen moet trekken in een ademloze martelgang. Een artikel kan zich misschien in een uur voor je uittekenen, maar een boek moet onmogelijk lijken, nauwelijks zichtbaar, zodat je maandenlang in wanhoop leeft, en pas wanneer je bent vergeten wat de bedoeling was, het boek toelaatbaar wordt. 'I assure you,' schrijft Woolf, 'all my novels were first rate before they were written.'

Hoewel de naam Vita Sackville-West op dit moment minder belletjes doet rinkelen dan Virginia Woolf, was zij destijds degene die de meeste boeken verkocht. Het is altijd leuk om herinnerd te worden aan de tijdelijkheid van roem en succes, aan hoe onze smaak beïnvloed wordt door de periode waarin we leven, en dat maakt het des te bijzonderder om de instanties te lezen waarin ze al lijken te weten wat de toekomst in petto heeft: zoals wanneer Vita haar vriend Hugh Wadpole citeert: 'What fun to be in at the birth of books quite as important as Jane Austen.' Het is een bizarre vergelijking om te maken, maar nog vreemder om gelijk te krijgen: Austen of Woolf? is een van de dilemma's in de rubriek 21 vragen van De Groene Amsterdammer.

Het is geen dik boek, maar ik kon het niet snel uitlezen, omdat je de tijd moet geven tussen de brieven om te bezinken, om te beseffen dat er steeds dagen, weken, of soms maanden tussen elk bericht zaten. Deze brieven lezen, is een andere tijdbeleving hanteren. Je kon niet even een appje sturen dat het vanavond helaas toch niet uitkwam, wat voor iemand als Virginia, met haar depressieve episodes en aanvallen van hoofdpijn, verschrikkelijk moet zijn geweest, en ik las zelden iets liefdevollers dan de brief van Vita die haar verzekert: beloof me dat je me als een kip van je drempel wegjaagt als je je ook maar in het minst vermoeid voelt wanneer ik vrijdag om 16 uur arriveer.

Het lezen van dagboeken en brieven is een manier om heel dichtbij iemand te komen. Dichterbij dan ze zelf, bij leven, hadden getolereerd. Dat geeft een af en toe bevreemdend gevoel. Ik heb me verwonderd over de kinderachtige briefjes die een genie als Virginia Woolf kan schrijven, wanneer ze jaloers is. Maar o, kun je je überhaupt voorstellen dat je een geliefde een emotioneel bericht stuurt, en die nooit meer kunt nalezen? Dat, wanneer er weken geen antwoord komt, je misschien niet eens meer weet wat je hebt geschreven, en waarom de ander kwaad op je is?

Die brieven lezen is een manier om dichter bij mensen in al hun menselijkheid te komen. Vita Sackville-West en Virginia Woolf zijn, in ieder geval in de Angelsaksische wereld, dusdanig gecanoniseerd, dat bijna onvoorstelbaar wordt dat ze echt hebben bestaan. Ik had ooit een vriendin die zich al na een paar dates naarstig afvroeg wie van ons Vita was, en wie Virginia. Zulke canonisering is vermakelijk, maar maakt ook platte stereotypen van twee mensen die, juist in hun relatie, zo veranderlijk waren.

Halverwege de jaren 30 lijken ze definitief uit elkaar gegroeid. Beide hebben inmiddels nieuwe beste vriendinnen en affaires. Woolf schrijft in haar dagboek dat Sackville-West een totaal andere vrouw is geworden, die geen interesse meer heeft in boeken, en geen poëzie schrijft, maar enkel opkijkt als het gaat over honden, bloemen en gebouwen, die maar door blijft gaan over de aanbouw en de tuin van haar huis. 'En er is geen verbittering,' schrijft Woolf, 'geen ontgoocheling, alleen een zekere leegte.'
En toch blijven ze elkaar schrijven, discussiëren over boeken, en als de oorlog uitbreekt, groeien ze weer naar elkaar toe.

Zelfs tijdens hun leven ontmoetten ze al mensen die verhalen over hun verhouding schrijven, en in de afgelopen jaren heeft hun vriendschap talloze verfilmingen opgeleverd. Maar voorbij alle kostuumdrama's blijkt uit de brieven iets wat echt is, en daarom troost: een decennia-lange verhouding die een vriendschap én een liefde is, die groeit en krimpt, van twee intelligente vrouwen die elkaar bekritiseren en steunen door oeverloze affaires, ziektes, en het overlijden van meerdere familieleden heen, kortom: in voor en tegenspoed.