De mysterieuze monolieten die zijn opgedoken in de woestijn in Utah en op een bergtop in Roemenië illustreren onze zucht naar transcendentie: het geloof in een hogere macht die we niet kunnen begrijpen.


'Al deze werelden zijn van u. Behalve Europa. Probeer daar niet te landen.' Een waarschuwing, klip en klaar. En wat doen we? Zowel de Amerikanen als de Europeanen sturen ruimtesondes om uitgerekend op Europa te landen en vervolgens te boren in de dikke ijslaag die de oppervlakte van een van Jupiters twee manen — de andere heet Io —bedekt.

Misschien is er nog tijd; de missies naar Europa van de ESA en de NASA staan gepland voor respectievelijk 2022 en 2024. De missies zijn echt, maar de waarschuwing komt uit een verhaal. Die is dus niet echt, waarover straks meer. De monolieten in Utah en Roemenië zijn wel echt.

Zingeving vind je juist in het abstracte, in dat wat je niet mag aanraken, en als het even kan, ook niet een-twee-drie kunt begrijpen.

Dat je fictie tegenwoordig moet aanduiden als zodanig, tekent de tijdgeest. We leven in een tijd waarin de hegemonie van de verbeelding in de maatschappij en in ons dagelijks leven een hoogtepunt bereikt. In Engeland pleit cultuurminister Oliver Dowden voor een health warning bij de Netflix-serie The Crown, over het Britse koningshuis, om mensen het op het hart te drukken dat ze naar een verhaal kijken, niet naar de werkelijkheid.

Uitwassen zijn er: in Amerika kun je als machtigste man op aarde claimen dat je de verkiezingen hebt gewonnen — ook al duiden alle feiten erop dat je hebt verloren — en miljoenen mensen over de wereld geloven je verhaal.

Er is meer: ook al tonen wetenschappers klip en klaar aan dat er een pandemie gaande is, dan nog blijven grote groepen mensen in alle landen volhouden dat het coronavirus een hoax is. En, exclusief bij ons, de partijleider van Forum voor Democratie toont zich een antisemiet, en vervolgens zeg hij: nee, dat heb ik niet gedaan. Toegeven: hier gaan minder mensen in mee, maar toch, velen geloven de aantrekkelijke man met de baard.

Laatste: ik ken iemand, een nuchtere Noord-Hollander, die je precies kan vertellen waarom de aarde in werkelijkheid plat is. Vooruit, nog eentje: mijn broer gaat iedere zondagochtend naar een gebouw in Brisbane, Australië, waar mensen samenkomen strak in pak of gekleed in nette jurken waar ze zingen en bidden tot God.

De monoliet in de woestijn in Utah

Ook ik leef graag in fictie. Er was een tijd dat ik alles las van de Britse sciencefiction-schrijver Arthur C. Clarke, bijvoorbeeld het in 1982 verschenen 2010: Odyssey Two, het vervolg op de jaren zestig-klassieker 2001: A Space Odyssey, waarin een buitenaardse intelligentie een monoliet als 'gereedschap' gebruikt om het fenomeen leven in het heelal te onderzoeken. Ze plaatsen er één in de prehistorie in een woestijn ergens in Afrika. Als mensachtigen het ding ontdekken, begint het technologische tijdperk. Vele miljoenen jaren later ontdekken astronauten een soortgelijke monoliet op de maan.

Je ziet het: in dit verhaal kun je verdrinken, wat precies het punt is. Na avonturen waarin astronauten, die op ontdekkingsreis in de buurt van Jupiter zijn, oog in oog komen te staan met de vreemde intelligentie, eindigt het boek met die cryptische boodschap, doorgeseind aan de HAL-boordcomputer van het ruimteschip Discovery II, dat de mens dus niet op de maan Europa mag landen.

Terug naar echt: in de berichtgeving over de monolieten in Utah en Roemenië — het gaat naar alle waarschijnlijkheid om kunstprojecten — valt op hoe graag we dit spel met fictie spelen. Het liefst nog willen we dat de romans van Clarke echt blijken. Hoe kan het ook anders, deze schrijver en wetenschapper voorspelde dingen die onmogelijk leken, maar die inmiddels deel van ons leven zijn: computers, satellieten, zelfs het internet dat hij destijds de 'wereldwijde bibliotheek' noemde.

Maar in het nieuws over de monolieten overheerst evenzeer de neiging de verbeelding juist kapot te maken. Een bericht in De Telegraaf over de monoliet in Roemenië stelt: 'Een niet-geïdentificeerde persoon, blijkbaar een slechte plaatselijke lasser, heeft het gemaakt.' Precies deze houding zie je ook bij mij als ik tegen mijn broer zegt: 'God bestaat niet.' Of als de presentatoren van CNN weer eens hard lachen over de aanhangers van president Trump die erop wijzen dat Dominion miljoenen stemmen onterecht aan Joe Biden heeft toegekend.

Het willen geloven — we hebben dat hard nodig.

In het christelijke geloof maken de transcendente eigenschappen van God dat hij de 'volkomen andere' is, dat hij alles heeft geschapen, en dat er dus een hogere macht de controle heeft. Dat werkt geruststellend, zeker in tijden waarin de werkelijkheid van dag tot dag lijkt op een op hol geslagen trein.

[banner id="4"]

Maar ik dan, niet-gelovige? Misschien moet ik aan de transcendentale meditatie, of kan ik terecht bij de atheïsten die, los van de georganiseerde godsdienst, een vorm van spiritualiteit hebben gevonden zoals gepropageerd door bijvoorbeeld de Amerikaan Sam Harris die een paar jaar geleden Waking Up schreef.

Laten we het makkelijk maken: het cliché zingeving. Dat vind je, denk ik, juist in het abstracte, in dat wat je niet mag aanraken, en als het even kan, ook niet een-twee-drie kunt begrijpen. Daarom zijn die monolieten zo mooi: ze staan voor mystiek en mysterie, voor spiritualiteit, voor datgene wat we niet kunnen aanraken. Vandaar de waarschuwing in Clarkes roman van 'attempt no landing there'. Het gaat niet om het ultieme antwoord (wat vind je als je er landt), maar om de vraag: om te landen of om niet landen. Het proces van het zoeken — dat is zingeving.