De diep menselijke angst voor infectie is wijd verbreid in literatuur, films en populaire televisieseries. Maar kan 'virusfictie' troost bieden nu de crisis rond Covid-19 afstevent op een koortsachtig hoogtepunt?


Lieve lezer, een bijsluiter: dit stuk bevat gedramatiseerde beschrijvingen van besmetting, ziekte en de dood die in dit tijdsgewricht ontstellend kunnen inwerken op sommigen. Toch is dat het punt: ik wil achterhalen wat we aan onze verbeelding hebben op het moment dat de harde werkelijkheid aandringt op draadkracht.

Het lijkt erop dat fictie, op het moment dat zij de werkelijkheid veel te accuraat weerspiegelt, juist averechts werkt.

Het eerste verhaal dat mij te binnen schiet nu we in Europa te maken hebben met het coronavirus dat zo verschrikkelijk huishield onder de bevolking in China en Zuid-Korea, is The Masque of the Red Death (1842) van Edgar Allan Poe.

'The "Red Death" had long devastated the country. No pestilence had ever been so fatal, or so hideous. Blood was its Avatar and its seal — the redness and the horror of blood. There were sharp pains, and sudden dizziness, and then profuse bleeding… '

Als je dit leest, dringt dezelfde allesomvattende vrees die als een waas over het verhaal heen hangt, langzaam je hoofd binnen.

Terwijl een uitbraak van de pest de inwoners van het land decimeert, nodigt Prins Prospero de rijken uit om een veilige haven in zijn kasteel te vinden. De deuren gaan op slot — ze zijn in quarantaine. Vervelend is dat allerminst, want de prins zorgt ervoor dat het dag en nacht feest is. De gasten vermaken zich uitstekend: ze verkleden voor een Bal Masque en bewegen al feestend van kamer tot kamer, zeven in totaal, allemaal gedecoreerd in verschillende kleuren.

De laatste kamer is volledig in het zwart. Dan, precies om middernacht, verschijnt er een figuur tussen feestgangers, gekleed alsof hij klaar is voor het graf. Maar erger: hij ziet eruit als de 'Rode Dood', zijn kleding gedrenkt in bloed, zijn gezicht vertrekt in een 'scharlaken horror'.

Terwijl de figuur van kamer tot kamer beweegt, stijgt de woede bij Prins Prospero. Opeens valt de prins de figuur aan met een dolk. Maar het is Prospero die dood neervalt. Als de menigte zich op de figuur stort, blijkt dat er onder het rode gewaad… niets is. Dan hebben de feestvierders door dat de Rode Dood in hun midden is, en een voor een sterven ze.

Ik lees de beroemde eindzin van het verhaal: 'And Darkness and Decay and the Red Death held illimitable dominion over all.'

Hiermee legde Poe de basis voor talloze films en series die inspelen op de diep menselijke angst voor infectie. Hij was niet de eerste; al in de Illias schiet Apollo besmette pijlen op de Grieken af waarna de pest uitbreekt. Sindsdien verspreidt de virusangst zich als een brandend vuurtje in ons cultureel bewustzijn, van series (The Walking Dead, over zombies, Chernobyl, The Hot Zone, over ebola) tot Hollywood-films (The Andromeda Strain, 1971, Outbreak, 1995, Planet of the Apes, 1968).

Maar dé film die nu in ieders hoofd is, is Contagion (2011) van Steven Soderbergh. Hier hoef ik geen beschrijving van te geven — wie het nieuws over het coronavirus volgt heeft de film gezien. Juist deze een-op-een-relatie tussen virusfilm- en werkelijkheid heeft ertoe geleid dat Contagion in de laatste weken massaal opnieuw wordt bekeken.

In The New York Times verschijnt een stuk met de titel For Me, Rewatching 'Contagion' Was Fun, Until It Wasn't. Dat dekt de lading: het lijkt erop dat fictie, op het moment dat zij de werkelijkheid veel te accuraat weerspiegelt, juist averechts werkt. Ze biedt dan geen soelaas, geen 'uitlaatklep' voor onze collectieve angsten, ze maakt die alleen maar nóg erger.

Misschien, dacht ik terwijl ik dat verhaal in The Times las, is het juist een zegen om dezer dagen in Nederland te zijn. Op het moment van schrijven bevinden we ons in een wat-als-scenario. Wat als we de uitbraak niet meer kunnen controleren, maar moeten gaan indammen? Wat als we net zoals in China en Italië op slot moeten om de boel onder controle te krijgen?

Het is vijf voor twaalf, maar gek laten we ons niet maken (zo'n Poe, zo'n Contagion máken ons gek). De nuchtere Nederlander, in de woorden van minister-president Rutte, houdt het bij de realiteit: we nemen passende maatregelen en gaan vervolgens over tot de dagelijkse gang van zaken. We gaan zéker geen intellectuele analyses lezen over virusfictie, waarin we de verbeelding zoals in het geval van het stuk in The Times de vrije teugel laten. Ter vergelijking: kwaliteitskrant NRC Handelsblad publiceerde een kort, grappig bedoeld verhaal over Contagion ('Thuis op de bank kunnen wij dan genieten van zombiefilms').

Deze attitude van ironische distantie lijkt inderdaad raadzaam nu het virus in Nederland wild om zich heen slaat. We moeten immers blijven leven. Relativeren. Praktisch zijn. Dát redt levens.

Gek genoeg is dat precies wat ik uit Poe en het hele corpus 'virusfictie' meeneem en daarom zou ik die in deze tijden niet willen missen. Als je over je angst voor het afschuwelijke heen kunt stappen, leren deze verhalen je waardevolle lessen. Bij Poe: ironie en distantie zijn nutteloos als het gaat om het essentieel menselijke, om wat ons écht definieert: 'Even with the utterly lost, to whom life and death are equally jests, there are matters of which no jest can be made.'