In Crash is de ramp constant op handen. De film uit 1996, nu opnieuw in de bioscoop, confronteert ons met de vraag: hoe te leven met het besef van de breekbaarheid van ons bestaan?


De kerntemperatuur van onze maatschappij stijgt tot gevaarlijke waarden. Alsof Covid niet genoeg was, trekt een dader bij de Amsterdamse plas De Oeverlanden een pistool en schiet vervolgens een jonge man uit Badhoevedorp dood; en op de Pier van Scheveningen steekt een Rotterdammer een jonge Hagenaar neer. En dan zijn we, het nieuws volgend, nog niet eens toegekomen aan de explosie in Beiroet, de ontwikkelingen uit afbrokkelend Amerika en die rare Russen met hun ziekmakende vaccin.

Een motief, een onderliggende reden voor alle drama's, zoeken we vergeefs. Een ruzie, een Rolex. Een conflict tussen drillrappers, een machtsstrijd tussen politici, tussen staten. Incompetentie van politici. Whatever. De precieze oorzaken zijn niet eens zo relevant. De essentie is dit, verwoord door een medewerker van strandtent Grand Plage, locatie van het mes-drama op de Pier: 'Veel mensen zagen dat en begonnen te rennen. Er werd geschreeuwd en gegild. Consternatie alom.'

Een 'geschreeuw en gegil' is een accurate omschrijving van de huidige tijd: het gevoel dat niets onder controle is, dat de ramp jou ieder moment kan treffen. Duur gezegd is dit de psychopathologie van nu: angst en wanhoop veroorzaakt door gebeurtenissen in de wereld.

Dat woord brengt mij bij de Britse schrijver J.G. Ballard, auteur van Crash (1973). De connectie tussen 'de ramp' en de vernietigende effecten hiervan op ons geestelijke leven is het onderwerp van veel van zijn werk. De ramp kent hij als weinig anderen. Hij werd in 1930 in Shanghai geboren. Na de aanval op Pearl Harbour belandde hij samen met zijn gezin in een interneringskamp, waar zijn roman Empire of the Sun op gebaseerd is.

De huidige tijd kenmerkt zich door het gevoel dat niets onder controle is, dat de ramp jou ieder moment kan treffen.

Deze ervaringen bepaalden de filosofie van zijn boeken. In zijn autobiografie schrijft hij: 'Mijn oorlogsverleden leerde mij dat de werkelijkheid een toneelstuk is… het gemakkelijke alledaagse leven, school, thuis en al dat andere… kunnen binnen een oogwenk weg zijn.'

Toch lijkt het in Crash alsof de personages de ramp juist opzoeken. Het verhaal, dat zowel in boek- als filmvorm veel stof deed opwaaien, gaat over een filmproducent en zijn vrouw die seksuele opwinding beleven aan auto-ongelukken nadat ze in contact komen met de mysterieuze Vaughan. Die is een soort performance-kunstenaar die beroemde, fatale auto-ongelukken (James Dean, Jayne Mansfield en Grace Kelly) voor publiek naspeelt.

Dit klinkt morbide, en in Cronenbergs filmversie komt dat eens temeer over. Voor de personages, half verminkt door auto-ongelukken, is er niets zo erotisch als een gemangelde bumper, een kapotte voorruit of spetters bloed op de dashboard. Evenzeer zijn wonden en littekens lustopwekkend.

Cruciaal is wat de hoofdpersoon aan het begint zegt: 'Ik ben jarenlang gebombardeerd door propaganda rond verkeersveiligheid… het was een opluchting toen ik eindelijk een auto-ongeluk kreeg.'

Hier zien we thanatos, de doodsdrift die volgens Freud ertoe leidt dat we in ons onderbewuste streven naar een staat waarin we geen verlangen meer hebben. Daartegenover staat eros, de levensdrift die constant onze verlangens aanwakkert.

De spanning tussen deze tegenpolen zien we in Crash. Ballard schrijft hierover in een inleiding bij zijn roman: 'De samensmelting van rede en nachtmerrie die de twintigste eeuw heeft gedomineerd, leidt tot een toenemend ambigue wereld.' Zijn boek noemt hij een 'extreme metafoor voor een extreme situatie'.

Crash is pornografie, vervolgt Ballard. 'Pornografie is de meest politieke vorm van fictie. Het gaat over hoe we elkaar gebruiken en exploiteren, op het gewetenloze af.'

Met het nieuws in het achterhoofd — al die rampen, klein en groot, die zich in rap tempo voltrekken — is het onthutsend om Ballard opnieuw te lezen en naar Cronenbergs film te gaan kijken.

Want hoe kun je dat anders verklaren, zo'n schietpartij in Amsterdam, zo'n steekincident in Scheveningen? Hoe is het mogelijk dat een land als Amerika de virusepidemie maar niet onder controle krijgt, hoe kan het dat Nederland er eveneens niet in slaagt mensen ervan te overtuigen dat ze alles op alles moeten zetten om zelf niet besmet te raken, zodat ze anderen, de zwakkeren, in bescherming nemen?

In de moordenaars van onschuldige mensen bij dat meer en op dat strand en in de miljoenen mensen die lak hebben aan de coronamaatregelen, zie ik Ballards personages terug: dit fenomeen noemt hij onze 'ingebouwde perversiteit', de doodsdrift die de figuren in zijn verhaal dwingen de verdoemenis in te gaan.

Tenslotte is er de cruciale vraag of in dit alles ook iets te vinden is dat ons tot voordeel kan strekken. Ik moet toegeven, ik zie dat niet. Maar de Britse schrijver Zadie Smith doet wel een poging: 'In Ballards werk is er altijd een mix van futuristische vrees en opwinding, een punt waarop utopie en anti-utopie convergeren. Want onze dromen zijn beslist uitgekomen: wereldwijde communicatie, virtual reality, biotechnologie. Dit waren de dromen. Ballard herinnert ons eraan dat dromen dikwijls pervers zijn.'

Crash is nu te zien in de bioscoop.