Van overal worden we bestookt met tips voor hoe we de tijd thuis kunnen doorbrengen. De nieuwste komt van hogerhand: ons koningshuis. Dit jaar is er namelijk geen 'Koningsdag', maar een 'Woningsdag', compleet met digitale vrijmarkt en om vier uur een 'thuis-toost' op de jarige.


Bij mij thuis gaat dat gebeuren. Wel met een flinke dosis ironie — ik woon behalve met mijn vriendin met vier jongvolwassen kinderen in de leeftijd zeventien tot twintig. Ze hebben allemaal gevoel voor humor. Dus denk ik dat we met z'n allen, als het zover is, in de tuin samen met heel het land Het Wilhelmus gaan zingen. Het Concertgebouworkest plant tevens een live online uitvoering van het volkslied.

Ik ken geen betere personificatie van 'cool' dan regisseur David Lynch. Maar hij belichaamt óók het huiselijke, thuis.

Ja, een beetje humor, denk ik dan. Als ik deze figuren in mijn huis zo bezig zie, dan realiseer ik mij dat juist hun soort humor een vorm van optimisme is. In het licht van het leven met het virus wil ik weten hoe ze dat doen, zeker nu zij al weken lang samen met mij en mijn vriendin samen thuis zijn opgesloten.

De meest artistieke in mijn huis, mijn zoon van zeventien, vindt dat we met z'n allen één ding missen in deze crisis, en dat is the cool. Wat bedoel je? vroeg ik. Hij zei, cool werd een ding in de jaren veertig in Amerika, toen jazz opkwam en mensen het moeilijk hadden, bijvoorbeeld in woonbuurten zoals Harlem in New York. Mensen realiseerden zich dat het leven zwaar genoeg was, dus waarom zou je je onnodig druk maken over iets dat je toch niet kunt veranderen?

Hij begint te praten over allerlei legendarische jazz-performers. En het element cool in hun werk... (Tja, geef een jongen eens een boek en je krijgt meer dan waar je voor getekend hebt, maar dat terzijde). Mijn gedachten dwalen af. Om cool te zijn…

Opeens herinner ik me dat ik onlangs een interview met David Lynch las. Het treft me: ik ken eigenlijk geen betere personificatie van cool dan deze regisseur en kunstenaar. Maar hier is het vreemde: Lynch belichaamt óók meer dan wie dan ook het huiselijke, thuis. Vraag: hoe kun je cool zijn terwijl je gevangen zit in precies het tegenovergestelde, namelijk het banale van huisje, boompje, beestje, in de horror van deze dingen, in 'Woningsdag' en het zingen van Het Wilhelmus?

Lynch, lees ik in het stuk, staat 's ochtends op, drinkt koffie, mediteert (hij doet aan transcendentale meditatie) en gaat dan aan de slag — met het maken van lampen. Hij zegt, de wereld gaat veranderen, ze wordt intelligenter. 'Er komt een oplossing voor de huidige problemen en de wereld wordt heel mooi. Ondertussen kunnen mensen tekenen, schilderen, kleine dingen maken, liedjesteksten, gedichten en scenario's schrijven, spelletjes spelen en uitvinden, nieuwe recepten bedenken en koken. Je kan zoveel doen in een kleine ruimte.'

Lijnrecht tegenover dit alles staat de horrorachtige huiselijke wereld die Lynch in zijn films creëert, met name in Blue Velvet (1986), waarin de jongvolwassenen Jeffrey en Sandy in een rustig voorstadje verstrikt raken in een nare intrige bestaande uit geweld en perverse seks. Wat mij nog altijd bijblijft, is hoe Lynch erin slaagt het macabere te verbinden aan het huiselijke: een vader staat zijn gazon te besproeien — en krijgt een hartaanval; een moeder zit gezellig soaps te kijken — maar op televisie verschijnt een duistere figuur met een pistool. En vooral dit: in de tuin, zomaar op een avond, loopt een naakte vrouw rond met bloed in het gezicht, haar lichaam vol met blauwe plekken.

Lynch maakt dit alles cool. De jazzy soundtrack van Angelo Badalamenti en de nummers In Dreams van Roy Orbison en Love Letters van Ketty Lester werken sussend, maar altijd aanwezig is de horror van daaronder, de verschrikkelijke waarheid dat het vertrouwde, het huiselijke, een rookscherm vormt voor al onze trauma's, neuroses en dubieuze obsessies. Met dit alles worden we geconfronteerd nu we thuis zitten, wachtend op de komst van de anderhalvemetersamenleving waarvan niemand weet hoe die eruit zal zien.

Hoe ga je om met angsten en onzekerheden? De kids hier ten huize — allemaal hebben ze ongeveer dezelfde leeftijd als Jeffrey en Sandy in Blue Velvet — gebruiken hun verbeelding. Hieraan ontspruiten: ironie, humor en cool. Ook hierin lijken ze op Lynch' personages. 's Avonds wandelen Jeffrey en Sandy verliefd in een lommerrijke laan, rustig pratend over alles wat ze meemaken. Jeffrey: 'Ik zie dingen die altijd verborgen waren. Ik bevind me middenin een mysterie… en het is allemaal geheim!'

Zo optimistisch zijn ze, ook al zien ze met eigen ogen al het vreselijks dat schuilgaat vlak onder de oppervlakte van het huis, van de tastbare werkelijkheid.

Het huis, deze cool denkende tieners, Lynch — ze hebben allemaal met elkaar te maken. Ik lees verder in het interview waarin de regisseur wordt gevraagd naar het element elektriciteit, vaak een kernmotief in zijn werk (en natuurlijk het hart van iedere huishouding). Hij antwoordt: 'Elektriciteit geeft ons licht en licht brengt hoop … het duister is niets, het is de afwezigheid van iets. Als je daar leven in brengt, verdwijnt de negativiteit in het licht van het positieve. Dan komen de ideeën, dan weet je wat je wilt bouwen, schilderen of uitvinden.'

Blue Velvet is te zien op iTunes en Google Play.