Een cowboy werd ik, toen ik klein was. Ik heb een fotootje van toen ik een jaar of zes was. Daar sta ik, gekleed in een zwarte broek van ribfluweel en een blauw shirt met ruche, een cowboyhoed op mijn hoofd en een revolvergordel om mijn middel. In mijn rechterhand heb ik een zilveren six shooter die ik recht naar voren richt in een volmaakte quick draw-houding.


Op de foto speel ik na wat ik in die tijd in talloze westerns zag. En nog steeds zie: de western is mijn favoriete soort film. De enige ben ik zeker niet. De western is talloze malen geïmiteerd, van Japan, waar grootmeester Akira Kurosawa inspiratie putte uit het werk van John Ford, tot Europa, waar de Franse cineasten van de nouvelle vague weg waren van de klassieke Amerikaanse western en Italianen hun eigen cowboyfilms, spaghettiwesterns, maakten.

Terwijl langzaam, pijnlijk, duidelijk werd dat president Trump het veel beter deed, tekende zich een strijd af tussen de good guy en de bad guy — zo zwart-wit is het.

Het is bijna alsof het westernverhaal een blauwdruk vormt voor hoe alle mensen leven, niet alleen in Amerika, maar ook elders.

Dit is ook wat ik ontdekte toen ik eind jaren tachtig in Texas ging studeren. Ik kwam uit Johannesburg, maar ik voelde me er binnen een halve dag thuis. Dat niet alleen, ik zag meteen dat 'de Texaan', een iconisch westernpersonage, niet alleen in de film bestond, maar er ook in het echt rondliep, compleet met cowboylaarzen en -hoeden en met revolvers en geweren in de hand.

De verleidelijke mythen en conventies van de western kwamen tot mij tijdens de nacht van de Amerikaanse verkiezingen. Terwijl langzaam, pijnlijk, duidelijk werd dat president Trump het veel beter deed dan de meeste peilingen hadden voorspeld, tekende zich een strijd af tussen de good guy en de bad guy — zo zwart-wit is het, of je nu voor Trump bent of voor zijn tegenstander, voormalig vicepresident Joe Biden.

Het contrast tussen de twee kandidaten weerspiegelt de bredere kloof in het land, als volgt verwoord in een artikel in De Groene Amsterdammer over het boek These Truths: A History of the United States (2018) van de Amerikaanse hoogleraar Jill Lepore: 'De huidige verkiezingen zijn (…) een strijd tussen twee visies op de Amerikaanse geschiedenis. Een die focust op de grootsheid en uniciteit van het land en zijn idealen (…) en die de beste fase in de Amerikaanse geschiedenis in het verleden situeert. En een andere die een donkere voorgeschiedenis schetst van verovering, slavernij, segregatie en ongelijkheid, die de nationale idealen als onecht beschouwt en de mooiste fase in de Amerikaanse geschiedenis in de toekomst projecteert.'

Deze kloof zie ik terug in de historiografie van de western. De westerns uit de jaren veertig en vijftig van John Ford en Howard Hawks, vaak met John Wayne in de hoofdrol, gaan over de 'grootsheid en uniciteit' van het land. Hiertegenover staan de progressieve westerns, bijvoorbeeld die van Anthony Mann, met James Stewart, en vooral High Noon (1952) van Fred Zinneman, een beroemd voorbeeld van een liberal western waarin de sheriff (Gary Cooper) nu eens niet alleen maar uit is op het herstellen van wet en orde, maar die durft twijfel en angst te tonen en echt begaan is met het welzijn van de gemeenschap.

Je kunt in respectievelijk Wayne en Cooper de contouren van de huidige presidentskandidaten terugvinden. Trump staat voor traditionele waarden én hij begrijpt hoezeer de Amerikaan hunkert naar het glorierijke verleden. Vandaar dat de zittende president zo gekmakend fijn aanvoelt hoe de kiezer op het platteland van Texas denkt en wat die voelt. Biden daarentegen is de vrijdenker, de liberaal die compassie en menselijkheid hoog in het vaandel heeft, maar juist daarom weinig voeling heeft met de 'Trumpers'.

Dit laveren tussen verleden en toekomst is universeel — iedereen voelt aan hoe dit inwerkt op een mensenleven. De western vertelt ons meer dan alle andere genres hoe hiermee om te gaan. Zie The Searchers, John Fords meesterwerk uit de jaren vijftig waarin Wayne de rol van een veteraan speelt die tijdens de burgeroorlog aan de kant van de Confederatie vecht. Na het verlies raakt hij zijn identiteit kwijt; eindeloos hunkert hij naar het verleden. Aan het einde van het verhaal vindt hij verlossing; hij overkomt de haat en intolerantie die eigen zijn aan dat verleden. Hij leert iets, hij wordt een beter mens.

Een Texaan brengt zijn stem uit

Essentiële verhalen zoals deze maken Amerika tot een geliefd land, ondanks alle evidente vulgariteiten in de rest van de cultuur (McDonald's, de Kardashians en Kanye West). Dit is ook de reden waarom we op zo'n verkiezingsnacht eigenlijk allemaal graag Amerikanen zijn.

Tenslotte, terwijl ik dit schrijf is de verkiezingsuitslag nog onduidelijk; het gaat nu op CNN specifiek om de mail-in ballots, het stemmen per post, hoofdzakelijk door Democraten, die vanwege het coronavirus het liefst virtueel campagne voerden.

Stemmen per post… ook dit Amerikaanse verhaal kennen we: The Postman, een post-apocalyptische westernroman uit 1985 van David Brin, in de jaren negentig verfilmd met Kevin Costner in de rol van een man die het uniform van een postbode vindt, dat aandoet en, als the postman, vecht tegen de duistere krachten van de nieuwe tijd.