Geen enkele cultuur staat op zichzelf, bijna niemand heeft geen buurman. De wereldgeschiedenis laat zien dat we altijd in beweging zijn geweest en dat we elkaar alsmaar hebben beïnvloed. Daarbij is er voortdurend ongelijkheid in machtsverhoudingen geweest. Het kolonialisme was een gigantisch mondiaal spektakel, dat voor de één ongekende rijkdom betekende en voor de ander niet-aflatende uitbuiting. Verwijten van culturele appropriatie moeten in dat licht gezien worden.

Zulke bezwaren horen we vooral uit de mode- en showbizzhoek. Een bekend geval is de witte ontwerper Stella McCartney, die op de catwalk de blits maakte met Afrikaanse prints die zij liet dragen door al even witte modellen. Of witte filmmaker Wes Anderson die onder vuur kwam te liggen voor zijn Isle Of Dogs omdat het Japanners en hun cultuur zou exotiseren: zij worden niet ondertiteld en uiteindelijk redt een wit personage de samenleving. Een ander voorbeeld is de witte rapper Famke-Louise die haar haar strak liet invechten en er geen kwaad zag in dat zij deze tradioneel zwarte haarstijl van cornrows droeg. De term verwijst naar het overnemen (toe-eigenen) van bepaalde stijlelementen van een gemarginaliseerde groep door een geprivilegieerde groep.

Het is 'pronken met andermans veren', stelde Veerle Boekestijn in 2016 op OneWorld, in een artikel waarin ze meerdere voorbeelden noemt. Vaak gaat de oorspronkelijke culturele waarde van een stijl verloren ter meerdere eer en glorie van een westers bedrijf dat er dikke winst mee maakt. De toen 16-jarige actrice Amandla Stenberg legt het in een veel geciteerde video uit als: 'Er is sprake van appropriatie wanneer een bepaalde stijl leidt tot racistische generalisaties en stereotyperingen over de mensen die het bedachten, maar die modieus, cool of grappig wordt gevonden als geprivilegieerde mensen hem voor zichzelf gebruiken.'

Bij culturele toe-eigening draait het dus om veel meer dan het overnemen van een bepaalde look, het gaat om ongelijkheid die niet benoemd maar misbruikt wordt voor winst van de groep die toch al aan het winnen is. Het is niet heel baanbrekend, controversieel of activistisch om daar tegen te zijn.

Toch wringt de term bij mij. Cultural studies, de benadering die dominant is in het onderzoek naar populaire cultuur, heeft toe-eigening altijd gevierd. Sterker nog, we gaan ervan uit dat alle cultuur voortkomt uit toe-eigening en remixing. Zo luisterde ik laatst naar een podcast over Dolly Parton, waarin maker Jad Abumrad de banjo die we kennen uit Amerikaanse country via Haïti herleidt naar West-Afrika.

Mag Parton dan geen banjo spelen? We hebben er meer aan om zulke routes van muziekinstrumenten en -stijlen bloot te leggen dan mobiliteit proberen te voorkomen. Bovendien stoppen de wortels niet in Afrika. De oorsprong van alle muziek ligt, net als die van de beschaving, in het Midden-Oosten.

Net zoals grappen leuker zijn als mensen naar boven schoppen in plaats van naar beneden, is toe-eigening een probleem als machtige mensen geld verdienen aan cultuuruitingen waar andere mensen voor gediscrimineerd worden.

Het is in die zin onmogelijk om het 'eigenaarschap' van bepaalde stijluitingen, of dat nu dreadlocks, kimono's of sombrero's zijn, bij één specifieke groep te leggen. 'De zwarte gemeenschap' of 'Afrika' zijn bovendien veel te heterogeen om zulke claims te maken. Dreadlocks zien we bijvoorbeeld niet alleen in de Jamaicaanse cultuur, maar worden ook door Aborigines in Australië gedragen.

Henry Jenkins, een van de grootste namen binnen cultural studies, verwoordde zijn ongemak bij de term culturele appropriatie onlangs in een essay. Cultuur is niet statisch en als we kijken naar verschillende praktijken zien we hoe toe-eigening ook bottom-up werkt. Zo schrijft hij:

'Star Wars zet aan tot voorstellingen met schaduwpoppen in Indonesië en Maleisië, zandsculpturen op de stranden in Rio, matroesjka poppen in Moskou, piñatas in Mexico, en straatkunst in het Midden-Oosten, om een paar voorbeelden te noemen. In de meeste gevallen worden deze reproducties — en heruitvindingen — van Hollywood iconografie zonder toestemming uitgebracht, en verkocht op de zwarte markt. Dat wijst op de verschillende manieren waarop 'de straat' geld verdient aan Amerikaans cultureel imperialisme.'

Zulk 'hergebruik' laat zien hoe media gebruikt worden om de kloof te dichten tussen alledaagse praktijken en de narratieven (verhalen) die corporate media ons verkopen. Het toe-eigenen van cultureel materiaal moeten we nooit als per definitie negatief zien, stelt Jenkins. Immers: cultuur brengt cultuur voort.

Dat neemt niet weg dat we kritisch moeten zijn op wie nu precies leentjebuur (of erger) speelt bij wie. 'We don't steal, we transfer,' schijnt Andy Warhol ooit gezegd te hebben. Dat klinkt alleen maar leuk als je 'overdraagt' van de rijken naar de armen. Net zoals grappen leuker zijn als mensen naar boven schoppen in plaats van naar beneden, is toe-eigening een probleem als machtige mensen geld verdienen aan cultuuruitingen waar andere mensen voor gediscrimineerd worden. Het geval van Stella McCarthy is duidelijk kwalijk, terwijl ik er niet voor zou pleiten welke muzikant dan ook de banjo te ontzeggen.

Culturele appropriatie is een term die onvoldoende recht doet aan zowel positieve als de negatieve kanten van culturele uitwisseling. Het laat te weinig ruimte voor de historische voorbeelden en hedendaagse praktijken die niet altijd gepaard gaan met asymmetrische verhoudingen. Bovendien benadrukt de term onvoldoende de uitbuiting die er wel degelijk mee gepaard kan gaan.

Beter is het om het beestje bij de naam te noemen. Als het gaat om jatten of het overnemen van andermans werk zonder bronvermelding, heet het diefstal. Als het gaat om machtige makers die geld verdienen aan de cultuur van een ander, heet dat cultureel kolonialisme. Daarmee is dan ook direct duidelijk dat die bloederige, westerse, witte traditie van overheersing en exploitatie nog lang niet uitgeroeid is.