De nieuwe Chinese film Long Day's Journey into Night confronteert de kijker met de vraag of het mogelijk is te geloven in dingen die niet feitelijk waarneembaar zijn. Het dilemma dat hieruit voortvloeit, dringt door tot de kern van de huidige tijdgeest.

Voor veel mensen op aarde is het evident: natuurlijk bestaat er méér dan alleen het tastbare, meer dan wat we via de natuurkundige wetten kunnen waarnemen. Deze mensen zijn religieus — ze geloven. Aan de andere kant: we leven in een tijd waarin feitelijkheden belangrijk zijn dan ooit tevoren, de tijd van deep fake en fake facts. En dan is de enige overlevingsmogelijkheid, ogenschijnlijk de enige manier om je geestelijke gezondheid te bewaren, het aandringen op tastbare bewijzen voor het bestaan van dingen. Wie zo leeft, gelooft natuurlijk niet, althans niet op het niveau van de eerste groep.

Zo kristalliseert zich een dilemma uit waar ik me steeds meer bewust van wordt wanneer ik boeken lees of naar films kijk: wil je volledig opgaan in het verhaal, moet je bereid zijn de waarneembare wereld de rug toe te keren. Geloven zoals in het geval van een godsdienst. Maar is dit nog een optie in de huidige tijdgeest? Ik bedoel, zo ben je wel erg kwetsbaar, temeer gezien de wijze waarop de virtuele wereld onverminderd aan invloed wint.

Als je 'gelovig' leeft — je gelooft in dingen die je niet kunt zien, in verhalen, in personages die niet bestaan — ben je vatbaar voor zoiets als een conspiracy theory over de maanlanding of over de hoeveelheid mensen aanwezig op een presidentiële inauguratie in Washington of over wat er precies aan de hand is met klimaatverandering, om maar wat te noemen.

Daarom vond ik het grappig toen ik Long Day's Journey into Night van de Chinese regisseur Bi Gan zag waarin het laatste uur de vorm aanneemt van een dagdroom gefilmd in 3D. Dat laatste is belangrijk, aangezien de maker duidelijk van ons verwacht dat we alle geloof in het hier en nu, in wat je kunt zien en aanraken, achter ons laten. Grappig, dus, gezien de tijd waarin we leven.

Zo meer over deze film, een van de beste van het jaar tot dusver.

Eerst even over Andrej Tarkovski en de beste film van deze Russische regisseur: Stalker (1979). In Stalker gaan een reisgids, een schrijver en een wetenschapper een mysterieus, streng bewaakt gebied binnen. Daar is een kamer is waar de diepste wens van een mens verwerkelijkt wordt. Maar eenmaal bij de kamer blijkt dat de wetenschapper die wil opblazen. Een vechtpartij volgt. Daarna zegt de gids ('Stalker'): 'Jullie willen weten wie dit (de kamer, G.K.) allemaal verzonnen heeft en waarom. Wat voor zin heeft dit soort kennis?'

De film eindigt thuis bij Stalker, in zijn keuken waar zijn dochter aan tafel zit. Voor haar staan drie glazen. Ze kijkt onafgebroken naar de glazen. Tijd gaat voorbij, seconden, minuten. Ze kijkt. Dan beweegt een van de glazen.

We zijn in het industriestadje Kaili in de Chinese provincie Guizhou. Waar een jongeman, Luo (Huang Jue), op zoek gaat naar een beeldschone vrouw (Tang Wei) die Wan Qiwen heet of misschien is haar naam Kaizhen. Ooit had hij iets met haar. En nu is ze verdwenen.

In het eerste uur worden we net als Luo geconfronteerd met de trieste, harde werkelijkheid, maar in het tweede uur gebeurt er iets heel bijzonders, een wonderwerk.

Tijdens zijn speurtocht komt Luo in een aftands bioscoopzaaltje terecht — waar hij in slaapt valt. Op dit moment verschijnen de begintitels van de film op het scherm (we zijn al een uur onderweg in het verhaal) en worden we geacht 3D-brillen op te zetten.

In de nieuwe, driedimensionale wereld zoeken we verder samen met Luo naar die vreemde vrouw. Het gekke is dat de wereld meer realistisch is dan daarvoor, terwijl het juist om een droom gaat. Hij vermoedt dat ze in een stadje is, gelegen aan de voet van een berg. Aangezien Luo zich bovenop de berg bevindt, moet hij naar beneden. Dat doet hij via een kabelbaan. Tijdens de rit wordt je bewust van de tastbare wereld: de zachte wind, de geluiden hier en daar, het schijnsel van de maan gereflecteerd van de toppen van bomen, neonlichten die ver beneden glimmen, waar mensen, die levend of misschien wel dood zijn, wachten op het begin van een karaokeshow.

Wat het allemaal betekent? De vraag is zinloos. Wat regisseur Bi Gan van ons verwacht, en hierin is hij een geestgenoot van Andrej Tarkovski, is dat we meegaan en geloven in dingen die niet bestaan, dat we mensen als de Wetenschapper die de kamer in Stalker wil opblazen moeten wantrouwen.

Terug naar het dilemma: in onze tijdgeest wordt van intelligente mensen verwacht dat ze juist met de wetenschapper meegaan die die kamer wil opblazen. Immers, in de kamer bevinden zich allerlei 'gevaarlijke' dingen: schoonheid, de verbeelding, emotie, liefde. Dingen die je 'bovennatuurlijk' zou kunnen noemen. Dingen waaraan je je moet overgeven, waarin je kunt geloven.

Dit proces, dat zoals gezegd uitmondt in een dilemma, maakt Long Day's Journey into Night enorm opwindend. Je overgeven aan beelden en geluiden waarmee je gelooft in iets wat onmogelijk kan bestaan — zie de dochter van Stalker die over telekinetische krachten beschikt — maakt je kwetsbaar voor leugens. Maar zonder leugens, zegt cineast Bi Gan in navolging van Andrej Tarkovski, kan geen mens.

Long Day's Journey into Night is nu te zien in filmmuseum Eye te Amsterdam. In het najaar wijdt Eye tevens een tentoonstelling en een retrospectief aan Andrej Tarkovski.