'Mag ik wat vragen?' De vrouw was alvast gaan staan, en aan haar opgewonden houding en stem kon je al horen dat er geen vraag zou komen, maar een opmerking. Ik zit met zo'n honderd anderen in De Kring in Amsterdam, waar kunstenaar Wendelien van Oldenborgh wordt geïnterviewd. Zij maakte een aantal werken dat nu te zien is in het Nederlands paviljoen op de Biënnale van Venetië. Zij vertegenwoordigt ons en is daarmee dus eigenlijk Sneijder én Robben deze zomer, bij gebrek aan voetbal.

Het paviljoen is omgedoopt in Cinema Olanda, met videokunstwerken over een aantal minder bekende histories van Nederland, verhalen van de andere, niet-witte, kant van Nederland, die je eigenlijk gewoon structureel genegeerd kunt noemen. Zoals die geschiedenis van de Surinaamse politiek activist Otto Huiswoud en de Surinaams-Antilliaanse kraakbeweging in de jaren zeventig in de Bijlmer maar liefst honderdvijftig woningen kraakte.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Cinema Olanda van beeldend kunstenaar Wendelien van Oldenborgh en curator Lucy Cotter (foto: ANP, Bas Czerwinski).

Maar de Nederlandse pers was zuinig over Cinema Olanda, wat zeg ik, keibikkelhard. De Volkskrant schreef dat het een pijnlijke zelfoverschatting was, NRC was bang dat de presentatie te serieus was voor een breed publiek, te Nederlands voor een internationaal publiek. Vraagtekens die vleugellam werden door de jubelstemming in het buitenlande pers, onder andere bij Associated Press en Frieze Magazine.

Misschien is het voor Nederlanders lastig om kritisch te zijn op onszelf en dus op ons verleden? Of zoals Roos van der Lint zegt in De Groene Amsterdammer: 'Maar misschien ook ligt het probleem dieper. Herkenden wij Nederlanders onszelf niet. Keken we in een witte spiegel en zagen zwart geneuzel.' En Niña Weijers klapte daar op deze site overheen: 'Wie aan ons zelfbeeld begint te morrelen, door bijvoorbeeld institutioneel racisme aan de kaak te stellen, of te wijzen op een weggemoffelde postkoloniale geschiedenis, kan rekenen op een flinke uithaal van ons dikke, vette, gedeelde ego — in de kunstkritiek en ver daarbuiten.'

Een paar dagen later sta ik in Foam, bij een tentoonstelling van de zwarte Amerikaanse fotograaf Gordon Parks. Het zijn prachtige foto's, veel in zwart-wit, met het echte echte leven in Harlem en met apartheid in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten (tot in de jaren 50). Maar vooral zijn het foto's die alleen een zwarte man met 'zwarte blik' en toegang tot die gemeenschappen kon schieten. In de laatste zaal ligt in een vitrine een magazine. Een reportage van Parks heeft de titel 'How it feels to be black' gekregen. En daar gaat het om, ook bij Van Oldenborgh. Want als die 'andere' verhalen (lees: die van de gekleurde mens) niet verteld worden, hoe kan je dan inleven in die geschiedenis, in dat leven?

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Department Store, Mobile, Alabama, 1956 © Photograph by Gordon Parks. Courtesy of and copyright The Gordon Parks Foundation.

'Je zei net iets over Bijlmerkrakers', gaat de vrouw in De Kring verder, 'maar ik was in die periode hier actief als kraker in de Nieuwmarktbuurt en hier wist ik helemaal niks van.' Dat is erudiet voor I call bullshit. Lang voor: 'Wist ik niet, dus is niet zo'. Van Oldenborgh, zat met haar mond vol tanden. Dit was namelijk precies (pre-cies) waar haar werk over gaat.

En met die opmerking was het kunstwerk af. We waren alleen zo weinig opgeschoten.