Hoe ziet de authentieke mens eruit? Dat is na al die jaren nog steeds de vraag wanneer je Ridley Scotts sciencefictionfilm Blade Runner uit 1982 terugziet, temeer nu het langverwachte vervolg in bioscopen over de hele wereld draait.

Het origineel is de ultieme filosofiefilm. De grote thema's komen allemaal voorbij: identiteit, bewustzijn, moraliteit, de scheppingsmythen, vrijheid en de betekenis van leven en dood.

Maar wat mij bij het opnieuw kijken het meest treft, is hoe eenzaamheid als een waas over het geheel heen hangt. Dat heeft alles te maken met wat het verhaal wil vertellen over wat een mens is.

De tekst gaat verder onder de trailer.

Trailer van Blade Runner uit 1982.

Als we de ex-politieagent Deckard (Harrison Ford) ontmoeten, bestaat hij nauwelijks: hij zit bij een stalletje in de regen wat noedels te eten wanneer een collega hem komt halen. Zijn opdracht (omdat hij er altijd zo goed in was): het opsporen en liquideren van een groep replicants, robotslaven die qua uiterlijk niet van echte mensen te onderscheiden zijn. Ze zijn losgeslagen; ze vormen een gevaar voor de samenleving.

Zie Deckard in de regen: een niet-mens. En die is in eerste instantie een eenzame mens. Hij leeft 'beneden', op straat in de regen. Maar als het verhaal eindigt is hij 'boven', op het dak van een wolkenkrabber. Daar heeft hij iets essentieels geleerd, zodat hij een echt mens kan worden.

Zijn speurtocht naar de replicants leidt hem naar Rachael (Sean Young), een beeldschone vrouw die er door haar contact met Deckard achterkomt dat ze zelf artificieel is. Eerst refereert Deckard, de eenzame, onwillige held, naar Rachael in onmenselijke termen: 'Does it know what it is?' Maar Deckard kan deze vraag net zo goed aan zichzelf stellen. Want is hij wel 'mens'?

Zijn prooi, de artificiële wezens, staan recht tegenover hem als het gaat om eenzaamheid en menselijkheid. Die vormen een groep; die werken samen; energie en spel bepalen hoe ze leven.

Sterker, ze zijn zich bewust van hun menselijkheid. Een van hen, Pris, zegt zelfs, 'I think… therefore I am.' Maar denken, dat doet Deckard, lege mens, niet — hij jaagt en doodt in opdracht van een gemeenschap die geen menselijkheid kent. Dít is de kern van zijn eenzaamheid.

De tekst gaat verder onder de poster.

De filmposter van Blade Runner (1982) (Warner Brothers Pictures).

Deckards vervreemding lijkt op het existentiële bewustzijn van Nietzsche: wie vrij (van God) is, is ook alleen. Maar de film laat zien dat juist het omgekeerde waar is: de echte Nietzscheaanse held in dit verhaal is de leider van de groep replicants: Roy Baty (Rutger Hauer). In hem zien we de Übermensch; tegen Deckard zegt hij: 'Proud of yourself, little man?'

Uiteindelijk worstelt Deckard zich net als Baty los van de 'lage' waarden van de vieze straatjes waar we hem voor het eerst ontmoeten. Na de dood van Baty, ironisch genoeg verbeeld met Christelijke iconografie (spijker door een handpalm heen), is Deckard gered. Hij heeft zich ontworstelt aan het lage — nu bevindt hij zich op het dak van een wolkenkrabber.

Dankzij zijn transformatie kan hij naar haar toe: Rachael. Zijn definitie van mens-zijn is niet meer beperkt tot simplistisch denken over tastbare lichamen. En nu kan hij liefhebben. 'Too bad she won't live', snauwt een collega hem nog toe. En dat is waar: Rachael is een replicant die misschien nog een jaar te gaan heeft voordat zij automatisch wordt uitgezet.

Maar Deckard weet nu: om authentiek te zijn heb je geen lichaam nodig, noch ben je gebonden aan zoiets als tijd, of plek of herinnering. Zijn vlucht met Rachael (waarheen precies zien we misschien wel in het vervolg) vormt een romantisch einde. De eenzaamheid is opgeheven. Zijn denken is veranderd en verlicht. Dus, hij is. Eindelijk.

Lees volgende week op deze plaats meer over Blade Runner 2049 van Denis Villeneuve.