We besteden jaarlijks miljarden aan de productie van kennis in de vorm van wetenschapsbudgetten, en in veel talen is het equivalent van 'weten' een van de meest gebruikte woorden. Kennis speelt een belangrijke rol in ons leven. En terecht: het stelt ons in staat de toekomst te voorspellen, het verleden te begrijpen en het heden te veranderen.

Maar wat is kennis precies?

Gek genoeg zijn de meest briljante filosofen na ongeveer 2.500 jaar onderzoek nog niet in staat gebleken een goede definitie van kennis te geven. Een blamage. Als we geen definitie van kennis hebben, hoe kunnen wij dan bijvoorbeeld die grote onderzoekuitgaven verantwoorden? In feite hebben wij zonder goede definitie geen idee waar we zoveel geld aan uitgeven en waarover we het zo veel hebben.

Gelukkig is er een aantal zaken waar filosofen het over eens zijn. Allereerst is er geen kennis zonder overtuiging. Zolang je er niet van overtuigd bent dat de aarde rond is, zal je dat ook nooit weten. Je weet iets alleen als je ervan overtuigd bent dat datgene ook daadwerkelijk het geval is. Dit betekent dat kennis een mentale toestand is. Kennis zit in die zin 'in ons hoofd'.

Niet alle overtuigingen zijn kennis, natuurlijk. Leden van de Flat Earth Society zijn ervan overtuigd dat de aarde plat is, en - je herinnert het je vast nog wel - Donald Trump is ervan overtuigd dat er minstens zoveel mensen bij zijn inauguratie waren als bij die van Barack Obama. Deze twee overtuigingen zijn geen kennis.

De leden van de Flat Earth Society weten niet dat de aarde plat is, en Trump weet niet dat hij meer mensen trok dan Obama, simpelweg omdat deze overtuigingen niet waar zijn. Alleen ware overtuigingen verdienen het label kennis. Het woord kennis is in die zin een soort eretitel die overtuigingen verdienen als ze aan bepaalde criteria voldoen. Een van die criteria is waarheid. We kunnen wél weten dat de aarde rond is, maar níet dat zij plat is. We kunnen wel weten dat Obama's inauguratie meer personen trok dan die van Trump, maar niet andersom. De vermeerdering van kennis, de progressie van de wetenschap, is dus een progressie van ware overtuigingen.

Met ware overtuigingen alleen zijn we er nog niet. Niet alle ware overtuigingen verdienen de eretitel kennis. Waarom niet? Plato geeft het volgende voorbeeld:

Stel je voor dat je een rechtszaak bijwoont waar een advocaat een jury moet overtuigen van de onschuld van zijn client. Stel verder dat de advocaat de juryleden overtuigt aan de hand van allerlei retorische trucjes, waardoor de juryleden min of meer verleid worden aan te nemen dat de verdachte onschuldig is, zonder dat hier goed bewijs voor is. Stel verder dat de verdachte daadwerkelijk onschuldig is.

Volgens Plato weten de juryleden in dit voorbeeld niet dat de verdachte onschuldig is, ondanks dat ze een ware overtuiging met deze strekking hebben. Immers, de juryleden hebben zich slechts over laten halen door wat retorische pracht en praal, zonder enig oog voor het bewijs.

Tekst loopt door onder de foto.

Foto: Riccardo Annandale.

Ander voorbeeld: als ik gok dat je dit artikel leest om kennis te vergaren, en stel dat dit ook echt klopt, dan nog weet ik het niet. Net zoals retorische trucjes kennis in de weg staan, zo staat gokken dat ook.

Wat dit betekent is dat niet alle ware overtuigingen voldoende zijn voor kennis, maar slechts die ware overtuigingen die op de juiste manier gevormd zijn. In filosofenjargon heet het dat ware overtuigingen gerechtvaardigd moeten zijn, willen ze de eretitel van kennis verdienen.

En nu wordt het pas echt interessant, want hier begint de grote filosofische oorlog tussen wat men internalisten en externalisten noemt. Simpel gezegd denken internalisten dat de rechtvaardiging van onze overtuigingen alleen afhangt van wat er zich ons hoofd afspeelt, bijvoorbeeld van de redenen die we ervoor hebben, terwijl externalisten denken dat er ook andere dingen belangrijk zijn, zoals bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van het proces waarmee we onze overtuiging vormden.

Nu zat het debat muurvast, toen ik het aantrof. Internalisten hadden externalisten voor gek verklaard en andersom. Sommige filosofen claimden zelfs dat internalisten en externalisten het simpelweg over iets anders hadden en dat er niet zoiets bestond als epistemische (kentheoretische) rechtvaardiging. Dit laatste vond ik een weinig plausibel verhaal: filosofen zijn apart, maar er zitten er best slimme tussen, en ik kon me niet voorstellen dat zovelen zich zo vergist hadden.

Ik was daarom erg blij toen ik op het spoor van het toeval kwam. Want in mijn analyse van het debat tussen internalisten en externalisten ontdekte ik een gemeenschappelijke factor: het toeval.

Wat internalisten en externalisten verbindt is dat ze bepaalde vormen van toeval proberen uit te sluiten. Immers, als je overtuiging ondersteund wordt door goede redenen, is het niet een kwestie van toeval, vanuit jouw perspectief, dat je overtuiging waar is. En als je overtuiging geproduceerd is door een betrouwbaar proces, dan is het ook niet een kwestie van toeval dat deze overtuiging waar is. Zowel internalisten als externalisten proberen dus het toeval uit te sluiten en volgens mij is dit de kern van wat onze overtuigingen gerechtvaardigd maakt.

Door de nadruk te leggen op de relatie tussen rechtvaardiging en toeval kon ik een nieuw licht werpen op het debat tussen internalisten en externalisten, en laten zien hoe ze in de kern met hetzelfde project bezig zijn. Maar niet alleen dat, deze focus stelde mij ook in staat een nieuwe definitie van kennis te formuleren: kennis is een ware overtuiging die niet toevallig waar is.

Wat hebben we aan deze nieuwe definitie van kennis? Allereerst laat deze definitie van kennis ons zien in welke zin onze kennis niet alleen het resultaat is van onze intellectuele 'arbeid', maar ook afhankelijk is van de wereld waarin we leven. We kunnen namelijk nog zulke goede redenen hebben voor onze overtuigingen, als deze niet op een betrouwbare manier gevormd zijn, kunnen ze nog steeds toevallig waar zijn. Bijvoorbeeld: Je denkt dat de aarde rond is? Je hebt hier allerlei goede redenen voor?

Zoals Descartes al aantoonde zijn al deze redenen volledig compatibel met de hypothese dat je op dit moment radicaal misleid wordt door een kwaadaardige demon, die al je zintuigelijke indrukken zo vervormd dat het objectief gezien slechts een kwestie van toeval is als je overtuiging daadwerkelijk waar blijkt te zijn.

Het is in dit verband relevant te noemen dat volgens de Zweedse filosoof Nick Bostrom de kans groot dat we in een computersimulatie leven, net als in de film The Matrix. Met mijn definitie kunnen we precies zeggen wat er in dat geval mogelijk is aan kennis, en dat is helaas niet zoveel. Want net als in het geval we misleid worden door een kwaadaardige demon, zijn onze overtuigingen in een computersimulatie, in zoverre ze al waar zijn, slechts objectief toevallig waar. Dit is wat ons en Neo ervan weerhoudt in dergelijke gevallen kennis op te doen. We zullen in dit verband nooit echt weten of we de rode of de blauwe pil moeten nemen.

Tekst loopt door onder de video.

Je hoeft natuurlijk geen fan van sciencefiction te zijn om wat te hebben aan mijn definitie van kennis. Ook in een 'normale' wereld is komt deze definitie van pas. We kunnen haar bijvoorbeeld gebruiken om te analyseren wat er mis is met Trumps wilde claims, of met de proliferatie van nepnieuws.

Eerst Trumps wilde claims. Stel dat de muur tussen Amerika en Mexico er echt gaat komen. Dan nog kan Trump zijn gelijk niet halen en zeggen dat hij dit altijd al geweten heeft. Waarom niet? Omdat Trump zijn overtuigingen met deze strekking vormde zonder enig belangwekkend bewijs ervoor. De afwezigheid van redenen om aan te nemen dat zijn overtuiging waar is, maakt zijn overtuiging slechts subjectief toevallig waar, als zij al waar is, en daardoor op principiële gronden ongeschikt voor kennis. Als wij dan op onze beurt willen weten of die muur er komt of niet, heeft het geen zin Trump op zijn woord te geloven.

Tenslotte het nepnieuws. Wat is er zo kwalijk aan nepnieuws? Met onze definitie van kennis kunnen we dit uitleggen. Hoe meer nepnieuws, hoe minder betrouwbaar het wordt je overtuigingen te vormen op basis van wat je hoort, ziet of leest. Hoe minder betrouwbaar dit proces, hoe meer toevallig het wordt dat onze overtuigingen waar zijn, en dus hoe kleiner de kans dat dit proces tot kennis gaat leiden. Als we willen weten wat er aan de hand is in de wereld, zullen we met hand en tand het nepnieuws moeten bestrijden.

We leven in turbulente tijden, tijden waarin het cruciaal is nuttige van misleidende informatie te onderscheiden. Hiervoor hebben we goede definities nodig. Als ik gelijk heb, is dat niet toevallig, maar wel een kwestie van toeval.