Worden wie je bent, jezelf vinden. Het is hét credo van de Westerse wereld geworden. Kan het ook anders, vraagt filosoof Ype de Boer zich af. Tijdens zijn lezing op het Brainwash Festival ging hij geïnspireerd door filosoof Giorgio Agamben op zoek naar een alternatief.

Wat betekent het om mens te zijn? Wat betekent het om nu en hier mens te zijn? In De man zonder inhoud onderzoekt de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben de status van de hedendaagse kunst en de moderne menselijke conditie. Om het culturele heden van het westen te illustreren, verwijst hij naar een beroemde gravure van Albrecht Dürer uit 1514, genaamd Melencolia I.

De gravure geeft een engel weer, maar niet zoals dat gebruikelijk was in de middeleeuwen. De engel daalt niet in volle glorie, met open armen en stralend gezicht uit de hemel neer, maar zit onderuitgezakt en verveeld voor zich uit te staren. Ze lijkt niet in het bezit van een hogere boodschap om aan de wereld te brengen. Evenmin wordt ze aangesproken door de meet- en rekeninstrumenten die haar omringen, en ook niet door de wetenschappelijke en alchemistische symbolen. De betekenis die ze ooit voor de mens gehad moeten hebben is ontoegankelijk geworden voor de engel. Het goddelijke licht waaraan deze projecten misschien ooit hun bestemming dankten, schijnt nog flauwtjes aan de horizon maar bereikt de aarde niet, en de doelloos rondgeslingerde aardse projecten verheffen de mens niet meer tot het hogere. Samen met de melancholische engel bevinden zij zich in het niemandsland tussen heilig en werelds, zinnig en onzinnig.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Melencolia 1 (1514), gravure van Albrecht Dürer.

Misschien ken je een dergelijke ervaring uit je eigen leven. Je wordt wakker, maar het is opeens niet meer duidelijk waarom je eigenlijk zou opstaan. Niet dat je niets te doen hebt: je moet vandaag naar je werk, zou je moeder helpen of gaat iets met vrienden doen. Net als de dagen, weken en jaren daarvoor heb je van alles te doen. Maar waar je normaal gesproken vanzelfsprekend opgaat in deze activiteiten en er een bepaalde voldoening uit krijgt, is deze dag anders. Net als de melancholische engel op het schilderij alle instrumenten voor allerlei soorten projecten voorhanden heeft, lijken de activiteiten die je dagelijks leven karakteriseren veraf, ontoegankelijk en is de vanzelfsprekendheid en voldoening verdwenen.

Een deprimerende toestand, zo lijkt het. En ongetwijfeld één die niet alleen moderne westerlingen overkomt. Maar volgens Agamben geeft Dürers gravure weer waarop specifiek de moderne mens zich tot zijn traditie verhoudt: deze toestand typeert onze cultuur. Dankzij de opkomst van de sociale wetenschappen, geschiedenis en antropologie, hebben we meer kennis dan ooit van de verschillende levensvormen, wetenschappen, religies en rituelen die de geschiedenis rijk is. Net als de engel omringen we ons ermee, we stellen ze tentoon in musea, bestuderen ze op school of kijken ernaar in films. Maar tegelijkertijd mist er iets. We kunnen gebruiken en levensvormen reconstrueren, maar wat ze nu precies bijeenhield, wat de mensen die hun leven op die manier vormgaven 'bezielden', ontglipt ons. Het is alsof de ketting van overlevering is gebroken en er een onoverbrugbare kloof bestaat tussen de moderniteit en haar verleden.

Waarom die piramides? Waarom de Vikingstochten? Waarom het millenialange commentaar op de bijbel? Omdat de Farao het wenste, omdat een vikingkrijger zo het Walhalla kon bereiken, omdat men in de Bijbelse openbaring geloofde. Maar precies dit 'geloof' in wat voor hogere orde dan ook, precies die waarheidservaring die hele beschavingen in beweging bracht, is voor ons ongrijpbaar geworden. Als we er al iets van meekrijgen, is het de afwezigheid ervan. Het gevoel van verlies waarin eens te meer duidelijk wordt in welke mate het de moderniteit aan een dergelijke bezielende waarheid, een gedeelde menselijke bestemming ontbreekt. Op het eerste oog een donkere schets van het moderne westen.

Toch is het precies in deze melancholische ervaring dat volgens Agamben een positieve waarde schuilgaat: 'Waar echter gevaar is, groeit het reddende ook.' Met deze passage van dichter Friedrich Hölderlin in het achterhoofd, betoogt Agamben dat juist deze schijnbaar wanhopige toestand een nieuwe, unieke mogelijkheid biedt. Want wat vanuit cynisch perspectief als een leegte, een verlies en gebrek ervaren wordt, verandert in Agambens denken in een vrijheidservaring. In de nihilistische, melancholische ervaring van de werkelijkheid zien we niet zozeer de betekenisloosheid van het bestaan, als wel de openheid ervan. De melancholicus ziet de werkelijkheid bevrijd van alle kaders die haar normaliter op een specifieke manier ordenen.

Het unieke aan deze ervaring is dat men daarin de wereld in zijn niet of nog-niet betekenen kan zien: we vangen een glimp op van de instrumenten voor zover ze niet meteen een doel dienen, de activiteiten die we deze week gepland hadden zijn heel even bevrijd van de routine waarin ze opgenomen waren. Bevrijd van een vanzelfsprekend betekeniskader, ziet de mens de wereld als mogelijkheid. In Agambens vocabulaire ervaart de melancholicus – voor even zonder de alledaagse blik die alles wat gebeurt direct ordent en tot een zinvolle actualiteit maakt – de werkelijkheid als potentialiteit. Maar wat betekent dat, de werkelijkheid als potentialiteit ervaren? En waarom is dat positief?

Denk in dit verband eens aan de manier waarop kinderen met de objecten van volwassenen spelen. Ongebonden door de 'actualiteit' van volwassen, die alle objecten en facetten van het leven van een gebruiksaanwijzing voorzien, herkent het kind een oneindigheid aan mogelijkheden in de voorwerpen die het tegenkomt: een strijkinstrument is tegelijkertijd een drumstick, een zwaard of een toverstok, een contract verandert in een formulier met magische symbolen of vliegpapier, een auto wordt een hut om in te spelen. De melancholische blik en het spel van het kind leggen daarmee iets fundamenteels bloot over de werkelijkheid: uit zichzelf dwingt het zijn geen, vaststaande, eenduidige en onwankelbare 'actualiteit' af.

Tot nu toe, zo betoogt Agamben, zijn we er altijd vanuit gegaan dat de mens één natuur heeft, één hoogste en gedeelde bestemming. Maar dat heeft een schaduwzijde. Het opstellen van een algemene menselijke bestemming gaat altijd gepaard met formules en gebruiksaanwijzingen die bij voorbaat aangeven hoe de mens zich dient te gedragen, hoe die zijn of haar leven dient vorm te geven. Op die manier levert ieder mensideaal een protocol aan waaraan de mens zich heeft te houden Zo verandert de mens eigenlijk in een automaton die enkel zijn taken verricht. De geschiedenis leert ons bovendien dat het op één lijn krijgen van de mensheid desastreuze gevolgen heeft. Iedere keer dat de mens van een bepaalde inhoud en bestemming werd toegekend, werden er tegelijkertijd uitsluitingsprocedures in gang gezet. Een aantal voorbeelden: de definitie van de mens als een wezen met een rationeel vermogen, stelt de menselijkheid van verstandelijk gehandicapten ter discussie (en in andere tijden ook van slaven en vrouwen); de opvatting van de mens als dienaar Gods stelt de menselijkheid van ongelovigen ter discussie; de mens als een 'wolf' legitimeert bij politiek filosoof Hobbes de contracttheorie en daarmee de legitieme terechtstelling van iedereen die dit contract breekt. En dit is niet alleen een theoretisch probleem, zoveel is na Auzschwitz wel duidelijk. In het nazi-regime legitimeerde het mensideaal van de Ariër, de 'vernietiging' van al dat leven dat niet Arisch was. Maar dit geldt ook voor de kruistochten en menig andere oorlog. In naam van een te bereiken actualiteit wordt iedere potentialiteit die niet aan deze actualiteit voldoet genegeerd, buitengesloten of zelfs vernietigt.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Foto: William Farlow.

Eenzelfde thematiek speelt op individueel niveau. Wanneer je – mogelijk beïnvloed door leuzen als 'worden wie je bent' – je leven opvat in termen van een te realiseren identiteit en ideaal, dan is het goed mogelijk dat je alles wat buiten dit 'kader' valt niet ziet of actief negeert. Als we vooral bezig zijn met de verwerkelijking van ons 'ware zelf' of het 'ideale leven' dan bekijk je alles en iedereen steeds vanuit dat licht. En daarmee wordt je slaaf van je eigen identiteitsideaal, inderdaad een automaton dat gewoon maar zijn of haar taken verricht en het zelf of door anderen aangeprate protocol volgt.

Het nihilisme, de ontlediging van heilige tradities die het leven in één vorm proberen te dwingen, is volgens Agamben volop aan de gang. We leven nog wel onder de wet en binnen een sociale orde, bijvoorbeeld de liberaal-democratische, maar dit zijn vormen met een minimum aan inhoud: er is geen overkoepelend verhaal dat de wet, de orde en het leven van betekenis voorziet. Maar dit biedt ook een unieke mogelijkheid. Voor het eerst in de westerse geschiedenis worden we niet als 'vanzelfsprekend' de toekomst in gedreven. Afgezien van abstracte idealen van 'vrijheid' en 'gelijkheid', die als zodanig allerlei mogelijke levensinhoud kan krijgen, leven we in die zin in ieder geval in theorie vrij van idealen en bestemmingen. Wat nog ontbreekt om van het nihilistisch 'gevaar' een 'redding' te maken, is zowel op individueel als op cultureel niveau, het inzicht dat we dergelijke idealen ook niet nodig hebben. Anders dan Dürers engel namelijk, gaan we doorgaans stug door met het formuleren van idealen. De moderne wereld biedt een enorme hoeveelheid aan identiteiten die je kan aanmeten, idealen die je kan volgen, werk dat je kunt doen, (sociale) status die je kunt verkrijgen en spectaculaire ervaringen die je kunt consumeren. Het belooft het gebrek aan hogere oriëntatiepunten te vullen met een schat aan simulacra die de mens nog steeds afhankelijk maken van of zij wel of niet haar ideaalbeeld verwezenlijkt. Maar misschien kan het anders.

In plaats van het leven opnieuw te vangen in een overkoepelend ideaal, in een te verwerkelijken realiteit, moeten we de vraag stellen of er ook een leven in termen van potentialiteit mogelijk is. Dát, zo stelt de Italiaan in La comunitá che viene, een later werk, zou het uitgangspunt van iedere ethiek moeten zijn.

'Ieder gesprek over ethiek zou uit moeten gaan van het feit dat de mens geen essentie heeft of hoeft te verwerkelijken, geen enkele historische of spirituele roeping, geen enkele biologische bestemming. Alleen om die reden kan er zoiets als ethiek bestaan: … als de mens deze of gene substantie had, die of deze bestemming, [zou] er geen enkele ethische ervaring mogelijk zijn – er zouden alleen taken te verrichten zijn.

Juist omdat er geen standaardprotocol voor het leven bestaat, geen universeel geldende normen en waarden, bestaat er zoiets als ethiek.

En weten we dit niet eigenlijk al? We kennen allemaal de momenten waarop het leven opeens een radicale wending maakt. Op slag bevind je je in een situatie waarvan je de spelregels niet kent en waarin je niet meer goed weet hoe je te oriënteren – de dood van een naaste, een nieuwe verliefdheid, een verbroken relatie, verlies van baan of huis. In dat soort situaties volstaat je 'actualiteit', dat wil zeggen de manier waarop je jezelf en het leven al die tijd begreep, niet meer om met het leven mee te bewegen. Deze ervaring, waarin er opeens 'niets' meer over is van de ideeën en idealen waarmee je voorheen je leven inrichtte, kan zo heftig zijn dat je je verdwaald voelt. Anders bezien is het een ervaring met potentialiteit, met het leven voor zover het nog niet binnen je ordening paste, voor zover het überhaupt niet meteen een 'project' of nieuw levensprotocol meegeeft: ademruimte. De enige mogelijke houding ten opzichte van zo'n situatie, is een tijd in die potentialiteit te verkeren, open te staan voor nieuwe ideeën zonder meteen weer een nieuwe identiteit of levensopvatting te formeren. Het vraagt je om een nieuw 'gebruik' van het leven te maken zoals het kind dat uit zichzelf al doet.

Agamben zoekt naar een levenswijze waarin de nadruk altijd op potentialiteit ligt. Is het mogelijk een leven en denken te ontwikkelen, dat zich na een ervaring met potentialiteit niet opnieuw sluit in een nieuwe actualiteit, maar zich voortdurend in termen van deze potentialiteit blijft begrijpen?

Een dergelijke vorm-van-leven betekent niet zozeer dat mensen geen identiteiten mogen vormen of idealen mogen nastreven, of dat normen en waarden van geen enkel belang zijn. Maar het betekent wel dat de relatie ten opzichte van deze identiteiten, idealen en waarden fundamenteel verandert. In plaats van ze als hoogste bestemmingen in het (eigen) leven op te vatten en (het eigen) geluk van hun verwerkelijking af te laten hangen, krijgen ze een veel bescheidener plek in het bestaan. De ervaring van potentialiteit heeft ons de 'anders-mogelijkheid' van onze levens doen inzien. En dit inzicht kan een openheid creëren voor de wereld, voor anderen, voor het zelf en uiteindelijk voor het leven waarin het voortdurende, dynamische ontwikkelingsproces van groter belang is dan de doelen die we erin willen bereiken, de wetten die we erin volgen en de waarden die we erin verdedigen. Dan kunnen we misschien beter zien hoe ieder van ons aan dit dynamisch proces deelneemt, daarin zijn eigen vormen aanneemt en standpunten ontwikkelt. Dan zien we hoe we, wanneer we deze vormen en standpunten al te serieus nemen, verstarren, botsen en breken of, wanneer we onszelf en onze ideeën minder serieus nemen, we ons door elkaar laten raken, meebewegen en genieten. Het is dit open perspectief, niet voor niets nauw verwant aan liefde, dat zijn eigen geluk, vitaliteit en deugdelijkheid met zich meebrengt. En zou ethiek niet inderdaad hierover moeten gaan? Zeker nu we dagelijks geconfronteerd worden met een eindeloze veelheid aan levensvormen, culturen, identiteiten en idealen?

Hierin ligt de positieve waarde van het nihilisme, van de ervaring van de inhouds- en bestemmingsloosheid van de mens. Geconfronteerd met een enorme pluraliteit aan levensvormen, culturen en individuen, kan de ervaring van het nihilisme een nieuw engagement met het leven creëren. In plaats van een nieuw menselijk einddoel te formuleren en iedereen hieronder te scharen, is het misschien tijd om de potentialiteit van de mens als uitgangspunt te nemen. In ieder geval doen we er goed aan om, tegenover een bulderend imperatief je echte, unieke identiteit te ontwikkelen en in stil verzet tegen het geschreeuw van selectieve meningen als ware het universele waarheden, deze spiritueel-filosofische beweging in ere te houden.