Hoe men het leven in digitale tijden ook waardeert, de bevindingen van de millennials waar ik in mijn boek Kleine filosofie van de digitale onthouding en in deze serie voor brainwash.nl verslag van heb gedaan, geven aanleiding voor een maatschappijkritische noot. Die luidt dat hun getuigenissen niet louter een sociaal-culturele kwestie blootleggen, maar dat zich hier het ultieme politieke vraagstuk aandient.

Want uiteindelijk staat in digitale tijden, misschien wel meer dan ooit, de vraag naar het goede leven centraal en hoe, om maar eens een dwarsstraat te noemen, de inrichting van de publieke sfeer daar wel of niet aan kan bijdragen. Dergelijke vragen vallen uitdrukkelijk onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van onze politieke en bestuurlijke elite, een elite die de opdracht heeft na te denken over wat dat goede leven behelst en welke randvoorwaarden nodig zijn om daar invulling aan te geven.

Om een voorbeeld te geven: een stad die beheerd en bestuurd wordt door geavanceerde technologieën - een zogeheten slimme stad - is wellicht een nastrevenswaardig ideaal, maar als dit ideaal niet inclusief is of wordt bevolkt door gedigitaliseerde zombies die aan de leiband lopen van techniektitanen als Google, Facebook of Amazon - als kortom het activistische adagium 'smart cities make dumb citizens' bewaarheid wordt, dan rijst toch de vraag of zoiets vooruitgang te noemen is. Om over het goede leven nog maar te zwijgen.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Foto: Patrick Tomasso.

Maar we staan tevens voor een persoonlijke uitdaging. Wanneer we met de Franse denker Gilles Deleuze stellen dat de mens geen individu is maar een dividu - een wirwar aan strevingen en verlangens zonder vaste kern of eenheid, even vluchtig als veelvoudig -, dan zijn we des te gevoeliger voor allerhande nudges, duwtjes in de 'juiste' richting, die ons gedrag sturen. Dat hoeft op zichzelf niet meteen problematisch te zijn, maar wel wanneer dergelijke dividuen collectief in de richting van een laffe en lauwe levenswijze geduwd worden waarbij ze zich, meestal ongezien, conformeren aan de leefstijleisen van een tot de tanden toe bewapende data-industrie.

In zo'n geval doemt het Nietzscheaanse schrikbeeld van de 'laatste mens' op, een menstype voor wie de aarde klein is geworden en dat 'zijn pretje voor de dag en zijn pretje voor de nacht' heeft. Een mens kortom bij wie de idealen of de eigenzinnigheid uitgedoofd zijn en die het gemak en het comfort als ultiem levensdoel omarmd heeft.

Om dit doembeeld tegen te gaan, zijn oefeningen in weerbaarheid aan te bevelen. Voor wie zijn leven als kunstwerk wil vormgeven, is periodieke digitale onthouding meer dan het overwegen waard.