Het digitale tijdperk heeft een like-cultuur doen ontstaan. Op zoek naar erkenning posten we ons suf en elk schijnbaar hoogtepunt wordt vastgelegd en gedeeld via sociale media. Waarom we zulk gedrag vertonen? Omdat de samenleving ons dwingt tot een obsessief streven naar waardering, betoogde de Zwitserse filosoof Jean-Jacques Rousseau meer dan 250 jaar geleden al.

Voortschrijdende technologie helpt ons verder. Vaak tot ongekende prestaties. Communiceren via WhatsApp of e-mail gaat nou eenmaal sneller dan het schrijven van een brief, en online bankieren gaat makkelijker dan wanneer je langs moet gaan op het bankkantoor. Parallel daaraan ontwikkelen we ook een digitale identiteit, die we grotendeels vormgeven op sociale media.­ We posten foto's op Facebook, Instagram en Snapchat, delen gedachten en filmpjes en op Twitter, ontdekken muziek via Spotify. Het zijn prachtige mogelijkheden, maar ze maken tegelijkertijd onrustig en leiden tot concurrentie.

Het gevolg is dat er de laatste jaren een like-cultuur is ontstaan. Een onverzadigbare drang naar waardering, waardoor we meer gaan vastleggen, hunkerend naar nog meer complimenten. Sommige wetenschappers stellen zelfs dat een like iets doet met je hersenen: het brein vertoont eenzelfde activiteit als bij het winnen van een prijs in de loterij of het zien van een foto van een geliefde.

Toch is de opkomst van de smartphone en het ontstaan van deze cultuur eerder een gevolg van onze afhankelijkheidsrelatie tot materiële dingen en sociale waardering, dan andersom. Filosoof Jean-Jacques Rousseau beschreef deze relatie al in de achttiende eeuw. In A Discourse on Inequality stelt hij dat de mens in den beginne, in een hypothetische natuurtoestand voordat er sociale banden en instituties zijn, vooral goed en zelfreferentieel is. Er is geen afgunst en competitie, noch privébezit.

De tekst gaat verder onder de foto.

In deze natuurtoestand is de mens vrij. Er is geen staat die dwang over je uitoefent, noch een groep waarbinnen je om je plek hoeft te concurreren. Je bent authentiek. Pas op het moment dat de mens door omstandigheden gedwongen sociale gemeenschappen gaat vormen, gaat het fout. Om te overleven sluiten mensen via het idee van privébezit anderen uit van het gebruik van wat hem of haar zou toekomen. Er ontstaat strijd om zowel materiële als immateriële goederen.

Daarmee komt ook een vergelijkingscultuur tot stand. Wat heb ik vergeleken met een ander? Die vraag leidt tot zowel bewondering als jaloezie: de ander heeft iets wat ik niet heb. Strijd om bezit en waardering is het gevolg. In feite ben je daardoor dus niet meer vrij: door de afhankelijkheid van waardering van de ander voor wat jij hebt, heb je je eigen geluk niet meer volledig in de hand.

De afgelopen eeuwen hebben het materiële bezit en sociale waardering verschillende uitingsvormen gekregen. Maar de obsessie met pronken met wat je hebt is geen nieuw fenomeen. De smartphone is eerder een middel dat inspeelt op de relatie die we al hebben tot dingen. We posten op sociale media om prestige of waardering te verkrijgen van anderen. 'Zie mij eens zitten op deze mooie plek' of 'zie mij het eens gezellig hebben hier'. Hoe meer likes, hoe groter de waardering. Om dat in stand te houden, moeten we het beeld blijven voeden dat we van onszelf creëren.

Volgens Rousseau gaat het op dat moment niet meer om de intrinsieke waarde van de gebeurtenis zelf, maar het respect dat we van anderen krijgen. Het schieten van een mooi Instagram-plaatje of het maken van een vlog gebeurt dan niet omdat we dat zo leuk vinden om te doen, maar omdat we andermans adoratie beogen.

En daar ligt volgens Rousseau een gevaar op de loer: we zijn nooit tevreden. We zijn slaaf geworden van de aandacht die we via de machine genereren. En ook afhankelijk van de machines: we onderwerpen ons aan de gemeenschap, het Facebook van koning Zuckerberg bijvoorbeeld. En hoewel internet ons ooit gepresenteerd werd als het middel om onszelf werkelijk vrij te maken, met de wereld binnen handbereik, zijn we juist niet meer vrij.

Is dit erg? Misschien niet. Wat Rousseau ons vooral kan leren, is dat de smartphone slechts een middel is dat inspeelt op een inherente behoefte aan waardering. Bewustwording daarvan is al een stap richting een vrijer leven. Rousseau's gedachte-experiment over de natuurstaat is daarin een zeer bruikbaar middel.