'Dat de arbeid vervreemd is, is overduidelijk: zodra er geen dwang meer bestaat, wordt deze gemeden als de pest.'
- Karl Marx

Dieren produceren naar hun aard. Vogelnestjes en beverdammen zijn uitingen van de soort die direct nodig zijn om te overleven of nageslacht te krijgen. Een vogel zal niet op het idee komen om een dam bouwen, het is noch zijn natuurlijke gedrag, noch noodzakelijk. De mens is het dier dat 'vrij' kan produceren, die kan maken wat hij wil, die met zijn arbeid voortdurend zijn omgeving transformeert en, omdat hij op zijn beurt weer een product is van die omgeving, hiermee zichzelf. De mens valt niet langer samen met zijn soort, maar is Homo Faber geworden: de producerende mens.

Aan de vooravond van de industriële revolutie publiceerde de Schotse filosoof Adam Smith The Wealth of Nations (1776) waarin hij onderzocht hoe het kwam dat er in sommige landen haast universele welvaart was ontstaan. De mens was opgeklommen vanuit vaak bittere armoede tot het punt waar zelfs de gewone werkman in een manufactuur een hogere levensstandaard had dan een Afrikaanse koning met 10.000 onderdanen.

De tekst gaat verder onder de afbeelding.

De mens is Homo Faber, de producerende mens, geworden volgens Karl Marx.

Ben jij een Homo Ludens, Homo Deus, of toch meer een Homo Economicus? Naar de essentie van de mens wordt al eeuwen gezocht door vele grote denkers. Doe de test hier en kom erachter wat voor Homo jij bent!​

Als belangrijke oorzaken hiervan zag Smith de vrijheid om je eigen belangen te volgen en de steeds verder doorgevoerde arbeidsdeling. Waar eerder één persoon met moeite meer dan één speld per dag kon maken, konden nu – door het werk in kleine gespecialiseerde handelingen op te delen – 10 personen samen meer dan 48.000 spelden per dag produceren.

De Duitse filosoof Karl Marx schrijft nog geen 70 jaar later en in de tussentijd heeft zich een ramp voltrokken. De mens – nu als fabrieksarbeider – is inmiddels weer teruggevallen in armoede. De arbeiders maken lange dagen, tegen lage lonen, onder slechte omstandigheden. Het enige wat ze te bieden hebben is hun arbeid en ze mogen nog van geluk spreken dat ze werk hebben. Er is een groeiende groep bezitlozen [proletariërs] ontstaan. De mens is volgens Marx zelf een handelswaar geworden, waar – door de werkloosheid – steeds minder voor betaald hoeft te worden; uiteindelijk slechts wat nodig is om de arbeider in leven te houden.

Waar Smith in de arbeidsdeling en technische vooruitgang een opwaartse spiraal zag, blijkt de spiraal volgens Marx neerwaarts te zijn. De gereedschappen bij Smith waren nog relatief simpel en goedkoop, maar inmiddels zijn er enorme fabriekshallen met complexe en dure machines ontstaan. Om in deze productiemiddelen te kunnen investeren moet je kapitaal hebben, dus het is voor de gewone arbeider niet langer weggelegd om de controle te hebben over zijn eigen productiemiddelen. De winst die de kapitalisten maken op het werk van de arbeiders investeren ze in grotere fabriekshallen en geavanceerdere machines. Deze machines maken opnieuw een deel van de menselijke arbeid overbodig, wat weer bijdraagt aan de werkloosheid, zodat de lonen van de arbeiders alleen maar verder onder druk komen te staan.

Onder het kapitalisme, een economisch systeem waarbij de productiemiddelen in handen zijn van enkele rijke investeerders, is de arbeider volgens Marx vervreemd geraakt. De arbeider heeft geen controle over zijn eigen arbeid en wordt niet langer zelf eigenaar van het product hiervan. Hij herkent zichzelf niet meer in het product van zijn arbeid, omdat hij nog slechts een klein onderdeel van het product maakt. Deze arbeid heeft niets meer te maken met 'natuurlijk' menselijk gedrag, maar is een voortdurende herhaling, waarbij de arbeider slechts fungeert als een vervangbaar radertje en een verlengstuk van een machine. De arbeider is vervreemd van zijn arbeid, zichzelf, zijn medemens en zijn menselijke natuur.

Voor Smith was geld een handig ruilmiddel om andere spullen te verwerven dan die je zelf produceert, maar Marx ziet dat het product slechts een noodzakelijke tussenkomst is geworden om met geld nog meer geld te verdienen. De cyclus van winst maken en herinvesteren vergroot het verschil tussen de kapitalistische en de werkende klasse steeds verder. Toch heeft de kapitalist zelf ook weinig keuze, want als hij zijn machinepark niet voortdurend verbetert en uitbreidt, gaat hij zelf ten onder aan de concurrentie. Het probleem is het systeem.

Volgens Marx zal de kapitalistische economie voortdurend voorbij haar grenzen groeien en van de ene in de andere crisis terechtkomen. De hoeveelheid geproduceerde goederen blijft namelijk steeds maar toenemen totdat er geen winst meer te behalen valt. Het systeem ondermijnt systematisch haar eigen bestaansvoorwaarden; het bevat een interne contradictie. In Het Communistisch Manifest (1848) noemt Marx de nodige maatregelen tegen de voortdurende uitbuiting van arbeiders en kinderen, zoals afschaffing van de kinderarbeid, gratis onderwijs voor kinderen, een progressieve inkomstenbelasting en het afschaffen van het erfrecht. Uiteindelijk zal een revolutie van het proletariaat onvermijdelijk zijn.

Een manufactuur is een fabriek zonder machines, waar dus alles met de hand gedaan werd.

Of eigenlijk meerwaarde, de waarde die de loonarbeid toevoegt aan de productie.