December komt eraan. Maand van korte dagen, feestdag op feestdag, verplichte gezelligheid. En eten. Véél eten. De pepernoten, speculaasplakken, kerstpuddingen, amandelstaven, kransjes, cakes en chocoladeletters rukken ieder jaar – zo lijkt het toch – al eerder op. Begin oktober lagen de eerste verwijzingen naar de decembermaand al in de winkel. De feestelijke etenswaren tuimelen in on- en offline reclames over elkaar heen. Hebben we hier in het Westen normaliter al een overdaad aan eten in de supermarkten liggen, daar komt dit voedselorgasme in december doorgaans tot een hoogtepunt.

Wanneer we naar de klassieke filosofie kijken is het opmerkelijk hoe weinig aandacht filosofen hebben geschonken aan eten. Opmerkelijk, want voedsel neemt toch een aanzienlijke rol in ons dagelijks leven in. Toch leek menig filosoof zich eerder het hoofd te breken over veel abstractere zaken, zoals de menselijke geest, of liefde, of het goede. Jammer, want het lijkt erop dat we in een tijdperk van misselijkmakende overdaad, crashdiëten, schimmige online voedselgoeroes, jojo-en, pro-ana, bizarre lichamelijke ideaalbeelden, de haastige voedsel-to-go cultuur en 'suikerziekte' best wat filosofische grond zouden kunnen gebruiken.

De tekst gaat verder onder de foto.

Een medewerker vult vakken in een supermarkt (Foto: ANP, Jerry Lampen).

Niet álle filosofen schuiven eten terzijde. In filosofische zin dan, want Socrates schuift zijn bord terzijde om eens flink van leer te steken over de rol van voedsel in een samenleving. In een van de befaamde tafelgesprekken beschrijft hij passioneel een gezonde staat. Zo'n gezonde staat is bescheiden in alles. Er zijn niet teveel inwoners, men heeft niet veel spullen en zou zelfs tevreden zijn met nog minder. Ook feestmalen zijn er bescheiden, men doet zich tegoed aan brood en gort. Bij echt grote aangelegenheden wordt dit misschien nog aangevuld met wat olijven, kaas, erwtjes, boontjes en geroosterde eikels. Hier wordt Socrates onderbroken; schertsend stelt een tafelgast hem de vraag of het een land voor mensen of varkens betreft.

Socrates laat zich echter niet uit het veld slaan en beschrijft vervolgens de 'ontstoken staat', een die wordt gekenmerkt door overdaad en luxe. Hier verschijnen feestmalen op prachtig gedekte tafels en op luxe servies. Elke gang verschijnt er iets nieuws. Over een dergelijke staat is Socrates niet te spreken. Allereerst omdat een dergelijke leefstijl zou vragen om een enorme groei: nieuwe beroepsgroepen, meer eten, meer productie. Dientengevolge een nood tot ruimtelijke groei, uitbreiding en oorlogen, gretigheid. Maar ook op individueel niveau walgt Socrates van een dergelijke overdaad. Overgewicht, decadentie en hebzucht, en een overgave aan niet-noodzakelijke verlangens, dat kenmerkt voor hem de ontstoken staat.

Het is, zo omschrijft Rik Peters het in zijn boek Verlichte kost, een verschil tussen leven en léven. Tussen eten om te leven, en leven om te eten. De overdaad aan voedsel in de schappen in de supermarkt, de diversiteit aan spijzen waaraan wij ons in het Westen te goede doen – nog niet te spreken over de overdaad aan spullen – , wijzen allen op een ontsteking in onze samenleving. Onze consumptiemaatschappij is gericht op massaproductie en massa-geschrans. Na een golf van 'ontspullen' zouden we 'ontspijzen' tot een standaard moeten maken.