Stel je 'de natuur' voor. Wat zie je? Bij mij kleurt meteen alles groen. Ik zie een bos voor me, mos ook, nevel die tussen de bomen hangt, een konijn dat weg schiet. Met een beetje geluk een ree. Het is Natuurmonumentennatuur, een onbezoedelde en harmonieuze omgeving om in te verpozen op zondagmiddag. Minder snel denk ik aan de meer gewelddadige kant ervan, al herinner ik me nog goed de eerste keer dat onze huistijger met een vogeltje aan kwam zetten. "Maar dat is de natuur liefje". Daar wilde ik niets van weten. Die vogel moest gered.

Over dat de natuur ook eten en gegeten worden is, schreef Theo Nijland een prachtig lied. In 'In de natuur' zingt hij over hoe hij met zijn vriendin door het bos loopt en dat zij het "hier zo prachtig vindt", dat ze "niet wist dat stil zo stil kan zijn", terwijl hij ondertussen "in de bladeren alleen het ruisen van de dood" hoort. Prachtig. Ik zing het graag en vol overgave mee.

Maar laat ik dan de gewelddadigheid van de natuur voldoende tot me doordringen? Het vege lijf van Nijland zelf staat niet op het spel. Hoe is het om zelf prooi te zijn? De Australische milieufilosoof Val Plumwood overleefde in 1985 een aanval van een krokodil en schreef er 'Being Prey' over. In dit essay schrijft ze dat ze niet zozeer door angst, als wel door een gevoel van ongeloof overvallen werd – hoe kan dit beest mij op willen eten­? Dit kán niet waar zijn, dit móet een illusie zijn. Waarom dat misplaatste gevoel van zekerheid?

Plumwood concludeert dat een gevoel van superioriteit diep verankerd moet zijn in ons mensen als zelfs zij, milieufilosoof, zich niet voor kan stellen dat ze prooi kan zijn. We doen er goed aan het beest in de bek te kijken. Plumwood: "The crocodile is the purveyor of a critical view of humans which cuts us down to size, cuts through our pretensions to be a superior species above the food chain and figures us as just another animal, a particular kind of food, food with pretensions". We moeten, kortom, opnieuw leren onszelf in eetbare termen te begrijpen.

"Een kruisspin zuigt een strontvlieg uit, een vliegend hert een boomluis / een lieveheersbeest kraakt tussen de kaken van een holmuis / Het knarst onder mijn zolen als ik hier loop te lopen / Het kermt, het krijst - onderlijven, schedels, barsten oorverdovend open."

Het essay verscheen onder verschillende namen. Online te vinden in de bundel The Eye of the Crocodile