Woede is momenteel de drijvende kracht in de politiek. Het was de brandstof voor de verkiezing van Trump en de Brexit, en we zien populistische partijen door heel Europa er door worden voortgestuwd. Ook lokaal en regionaal laait de woede op. En hoe terecht die woede vaak ook is, het ontwricht onze maatschappij. Waar gaat het mis, en hoe kan het beter? Een Brainwash Special met Adriaan van Dis, Joris Luyendijk en Zihni Özdil.

Adriaan van Dis: 'Ik ben gefascineerd door woede. Er zit veel woede in mijzelf, die ik probeer af te tappen, omdat het aan je vreet. Ik heb daartoe een aanvallende beleefdheid ontwikkeld. Als mensen heel naar tegen je doen, dan zeg je: 'Wat ontzettend aardig dat u mij daarop attendeert.' Als de treinen niet lopen en er geen informatie is, dan zeg je tegen de conducteur: 'Dankuwel, een fijne dag, en wat bevorderen jullie het lezen toch, want ik heb weer anderhalf uur mogen wachten.' Het is een andere manier dan echt boos zijn en vuisten maken, en vingers opsteken.

Mijn boosheid is tevens groter dan dat. Ik ben opgevoed met mensen die boos waren: mensen die uit hun tuin werden gestuurd, mensen uit de kolonie in Nederlands-Indië. Mensen die zich tekortgedaan voelden door het gouvernement. De woede van de kolonie wordt steeds zichtbaarder als je reist. De Indiase historicus Pankaj Mishra heeft de woede van de kolonie verwoord. In From the ruins of empire beschrijft hij 150 jaar koloniale tijd in India, China, Japan, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en wat dat betekend heeft voor de bevolking zelf, in plaats van het beeld van de nieuwkomers die de paleizen overnamen. Eerdere literatuur betrof voornamelijk hoe witte mensen keken naar het lijden van de gekoloniseerde mensen. Mishra daarentegen openbaart de stemmen van de mensen zelf, en hun woede.

De woede wordt nu omarmd door de jongere generatie nationalisten: de citaten liggen er en daar wordt het stof vanaf geblazen, en ze herkennen zich daarin. Denk aan Hindoe-nationalisten, of nationalisten in Zuid-Afrika. Ghandi is een verzoener, maar men vindt nu zijn moordenaar belangrijker, want dat is een zuivere Hindoe. Mandela is een man die zijn hand uitsteekt, maar de jonge mensen vinden de vuist van Winnie Mandela interessanter.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Adriaan van Dis (foto: ANP/Lex van Lieshout).

Nu leven we in een tijd waarin de witte wereld de rekening gepresenteerd krijgt van de gekoloniseerde wereld. 9% van de wereldbevolking is wit, en dat is dus een minderheid. De wereld denkt niet meer wit, twittert niet meer wit. Gekleurde stemmen laten van zich horen.

Het boek van Zihni Özdil Nederland, mijn vaderland is een horzel die laat zien dat Nederland een door en door racistische samenleving is. Het Apartheidsidee zit nog steeds in ons historisch archief. Hij toont dat zo pijnlijk aan, waardoor je grondig zelfonderzoek doet. Als hij beschrijft hoe hij als Nederlandse promovendus wordt gevraagd door een professor of hij een ander toetsenbord heeft met van die gekke, Turkse tekens, of laat zien hoe vaak hij de vraag krijgt waar hij oorspronkelijk vandaan komt, moet je daarover voortdurend met jezelf in gesprek gaan.

Joris Luyendijk schreef een andere horzel, zijn boek Kunnen we praten? Daarin laat hij zien dat wij goedwillenden allemaal deftige opinies hebben, maar wij niet degene zijn die geconfronteerd worden met pijnlijke veranderingen. Hoe denkt de ander dan? Waarom denken mensen zo? Hebben ze misschien ook een beetje gelijk? Je leest steeds meer in de krant over fraudes, jokkebrokkerij en gedraai. Het verlies in de waarachtigheid in het zakenleven en de politiek is groot. Je begrijpt steeds meer waarom de populistische partijen zo populair zijn. Al die gedragingen zijn recipes for revolution.'

Zihni Özdil: 'Ik groeide op in een spreekwoordelijke Henk en Ingrid-wijk in Rotterdam, en ons gezin was een van de weinige allochtone gezinnen in die buurt. Als je daar arm opgroeit, denk je dat het normaal is om elke dag te worden uitgescholden voor kutturk. Als NRC-columnist schreef ik columns over alles waar ik me zorgen over maakte: van de zorg tot het openbaar vervoer. Toch overdrijf ik niet als ik zeg dat ik zelfs bij dit soort onderwerpen mails kreeg van NRC-lezers: 'Alsof de zorg in Turkije zo goed is. Ga dan terug.'

Mijn woede probeer ik niet te vertalen in een vingerwijzen: 'Jullie zijn fout, dus jullie moeten op eieren lopen.' Wat ik wil is bewustwording. We hebben namelijk een probleem met burgerschap in Nederland. Burgerschap is hier voorwaardelijk. Als je bijvoorbeeld overlast veroorzaakt als kleurling, ben je geen Nederlander meer. Tegelijkertijd ben ik me ook bewust van de andere kant van het verhaal, en dat is dat er duizenden Nederlandse jongeren, die hier zijn geboren, op de Erasmusbrug zwaaien met Erdoğan-vlaggen, letterlijk scanderend: 'Nederland is niet mijn land, Turkije is mijn land.' Dan zeg ik tegen hen: 'Dan moet je ook niet zeiken als Wilders het zegt, want jullie zeggen precies hetzelfde: wij horen niet in dit land, wij zijn geen Nederlanders.' Daartussen hoop ik een progressief nationalisme te vinden. Dat Özdil straks net zo Nederlands is als Van Dis, en dat we dat achter ons laten. Dat we met elkaar kunnen discussiëren op basis van argumenten, in plaats van afkomst. En dat we het dan best met elkaar oneens mogen zijn, elkaar zelfs mogen haten. Zolang dat alleen elkaars opvattingen betreft.'

Adriaan van Dis: 'Het is een proces waar we middenin zitten. Vergelijk het met het probleem van het eten van vlees. We eten met z'n allen minder vlees, ook de carnivoren. We verinnerlijken allemaal het probleem van vlees eten. Zij die zich verzetten betrappen zich erop dat ze toch een slavink minder eten per week. En zo is het ook met Zwarte Piet. Eerst hebben mensen Zwarte Piet nodig om te ontdekken dat ze wit zijn. Sommigen houden er nog krampachtig aan vast. Maar over 25 jaar hebben we geen Zwarte Piet meer. We verinnerlijken de dingen.'

Zihni Özdil: 'Maar wat een groot probleem is in deze overgang, waarbij we een vorm van identiteitspolitiek bedrijven die ons niet verder helpt, is als we zeggen: 'Jij bent wit, dus jij moet je mond houden.' Dat is net zo racistisch, dus dat is ook een probleem. Om verandering te bewerkstelligen is radicalisme misschien nodig, maar dat is het soort woede dat ons niet verder helpt.'

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Zihni Özdil (foto: ANP/Bas Czerwinski).

Joris Luyendijk: 'Je hebt alleen wat aan woede als je een helder programma hebt, waarbij woede als brandstof kan dienen. Je moet een concrete oplossing hebben voor de problematiek die je aan de kaart stelt. Als je eerst op tafel springt en schande roept, en daarna mensen in machteloze verbijstering achterlaat, voed je alleen de hang naar een autoritaire leider. Alleen verontwaardiging over een concrete misstand die ook valt aan te pakken is zinvol.

De weerbaarheid van ons financiële systeem is wat dat betreft zorgelijk. Met name als zich een werkelijke financiële crash voordoet, niet zo eentje die we kunnen afkopen door de rekening naar onze kinderen te sturen zoals we in 2008 hebben gedaan, maar een crisis die ons echt in het gezicht slaat. Als het democratisch bestel ons dit levert, en ook nog eens niet in staat om het ecologisch tij te keren, dan zal de roep om een ander politiek systeem steeds sterker worden. Dat is wat er nu met het klimaat en het monetaire stelsel op het spel staat.

Een groot probleem is dat legitieme grieven als de fragiliteit van het financiële systeem of het onvermogen om de naderende ecologische ramp aan te pakken, volledig verknoopt zijn met illegitieme grieven als xenofobie. Onterechte grieven worden op deze manier voorzien van een laagje legitimiteit. Neem de havenarbeider. Hij raakte de zekerheid van een vaste baan kwijt en moest ook nog gaan concurreren met arbeiders afkomstig uit Oost-Europa die voor veel minder geld wilden werken en gevaarlijker werk wilden doen. We hebben hem in de steek gelaten. De middenpartijen kwamen niet voor hen op. De partijen waar hij vervolgens naartoe gaat, gaan hem ook niet helpen. Maar als je hem dat voorhoudt, zegt hij dat deze partijen in ieder geval niet op hem neerkijken.

In plaats dat mensen hun ongenoegen vertalen in revolutie, wenden ze zich tot apathie. Je ziet een proces van depolitisering, waarbij mensen zichzelf niet meer zien als politiek wezen en het politieke proces niet meer zien als de weg naar verandering. Concreet: als je het over de financiële crisis hebt, willen mensen weten hoe ze hun spaargeld in veiligheid kunnen brengen. En dan zeg ik: daar gaat het niet om, het gaat erom hoe we óns spaargeld in veiligheid brengen. Jij kan wel op die ene veilige bank zitten, maar als de anderen omvallen, valt de veilige bank ook om. De meest logische stap is het politieke proces gebruiken, zoals homo's, atheïsten en vrouwen gedaan hebben. Dan moet je draagvlak winnen en op een gegeven moment krijg je wetten en die worden afgedwongen. Zo gaat dat in een democratie. Maar tegen de tijd dat ik dat gezegd heb, ben ik mijn publiek allang kwijt.

Neoliberalisering is ook depolitisering: het idee is dat je politiek niet nodig hebt, want als je markten het werk laat doen ontstaat er vanzelf een evenwicht. Politiek wordt alleen nog gezien als showbizz voor lelijke mensen. Maar politiek moet veel meer zijn dan dat. Als uit ieder onderzoek blijkt dat immigratie een zorg is voor mensen, dan moet je die zorg vanuit democratisch perspectief ook serieus nemen. Dat wordt onvoldoende gedaan. Er is namelijk ook grond voor die zorg: het is echt goed zoeken naar een Egyptenaar die vrouwen, homo's en joden gelijk vindt. Niet in iedere Egyptenaar zit een D66'er die eruit wil. Toch zie ik destructieve partijen als een teken van het functioneren van democratie. Als dit Egypte was, zouden dat soort opvattingen niet vrijelijk kunnen worden geuit, waren dit soort dingen allemaal onderdrukt en moet je al je tijd besteden aan het prijzen van de leider. Het is het afgeven van stress-signalen, die je een beeld geven van hoe het land ervoor staat.'

Deze tekst is een ingekorte weergave de Brainwash Special met Van Dis, Luyendijk en Özdil. Luister voor verdere discussie en mogelijke denkrichtingen voor oplossingen naar bovenstaande audio-opname. Omslagfoto: ANP/Jerry Lampen.