Een diepe economische recessie staat voor de deur. Misschien zelfs wel een depressie. Dat betekent groot economisch lijden. Tegelijkertijd dringt de tijd voor het aanpakken van de ecologische crisis. Het lijkt alsof we harde keuzes moeten maken tussen de economie en de planeet. Maar de geschiedenis laat zien dat ze ook tegelijk kunnen worden aangepakt. We hebben het eerder gedaan.


Amerika, 1933. De Grote Depressie is in volle gang. Scholen gaan dicht, de middenklasse kampt met drastisch inkomensverlies en hoge werkloosheid, jongeren zwerven over treinrails van stad naar stad, en armoede en honger verspreidt zich als een virus over het land. Niets en niemand blijft gespaard. Als een verwoestende orkaan legt de economische depressie het land lam, onder een deken van wanhoop.

Het lijkt alsof we harde keuzes moeten maken tussen de economie en de planeet. Maar de geschiedenis laat zien dat ze ook tegelijk kunnen worden aangepakt.

Alsof de kopzorgen nog niet groot genoeg zijn, wordt het land in de jaren 30 ook geteisterd door milieurampen. Verwoestende overstromingen van de Ohio- en Mississippi-rivier, en de extreme droogte en stofstormen van de Dust Bowl op de prairievlakten (mede veroorzaakt door decennialange intensieve landbouw), zorgen ervoor dat het land zich voor immense uitdagingen gesteld ziet.

Om het hoofd te bieden aan zowel de schrijnende werkloosheid onder met name jonge Amerikanen én de milieurampen die het land teisteren, wordt de Civilian Conservation Corps (afgekort CCC) in het leven geroepen: een werkhulpprogramma dat miljoenen jonge mannen werk geeft door ze in te zetten voor het herstel van milieu en natuur. 

Het is in de vergetelheid geraakt, maar het bleek uiteindelijk een van de meest succesvolle programma's van Franklin D. Roosevelts' New Deal, en het begin van de opkomst van het moderne milieuactivisme. De CCC creëerde openbare landschappen, plantte 3,5 miljard bomen, vestigde meer dan 700 nieuwe staatsparken, verbeterde of bouwde meer dan 90.000 hectare aan campings, hielp bij het voltooien van de Appalachian en Pacific Coast-wandelpaden, bouwde 40.000 bruggen, 4.500 rustieke hutten en wandelschuilplaatsen en creëerde shelterbelts voor bomen om de impact van de verwoestende Dust Bowl te verzachten.

De economische depressie van de jaren 30 bleef niet beperkt tot de Verenigde Staten. De gehele wereld kende een periode van zeer grote werkloosheid. Het Nederlandse antwoord van 'werkverschaffing' was op kleinere schaal vergelijkbaar. Er zijn veel publieke werken door tot stand zijn gekomen, waaronder het Amsterdamse Bos.

'Vijf jaar werk voor duizend man', klonk de leus waarmee de gemeente Amsterdam, onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij, het 'Boschplan' presenteerde. Een plan dat al eerder op tafel lag om Amsterdammers te voorzien van 'genot en schoonheid van de natuur' en 'de weldadigheid van de stilte, in de zuiverheid van het leven', maar dat nu ook echt kon worden gerealiseerd door het te presenteren als een 'werkverschaffingsproject' voor werklozen in de stad.

Voor een laag loon van wekelijks ongeveer 20 gulden konden de arbeiders zes dagen per week aan het werk. Het project duurde – mede door de tussenkomt van de Tweede Wereldoorlog – veel langer dan de geplande vijf jaar. Tussen 1934 en 1940 werkten uiteindelijk ongeveer 20.000 mensen, waaronder ook kantoorpersoneel, met kruiwagen en schop aan het bos. De allerlaatste boom werd op 25 maart 1970 geplant. Inmiddels kan niemand zich meer Amsterdam zonder een bos voorstellen.

Wandelaars in het Amsterdamse Bos

Momenteel leven we opnieuw in historische tijden, en wordt de kans op een diepe recessie met de dag groter. Sommigen analisten gaan al zo ver om de vergelijking te maken met de depressie van de jaren 30. Of dit terecht is moet nog blijken, maar het geeft de sfeer van het moment wel aan. En juist de combinatie tussen acuut ontstaande en nog op handen zijnde werkloosheid en de steeds navranter wordende ecologische problemen, zoals klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit, maakt de geschiedenis van de (ecologische) werkverschaffing opnieuw relevant.

In mei vorig jaar pleitte de gouverneur van de Amerikaanse staat Washington, Jay Inslee – eerder nog in de race voor de Democratische voorverkiezingen – al voor een op de CCC geïnspireerde Climate Conservation Corps. Zijn idee: geef jonge Amerikanen de mogelijkheid om hun land en de wereld te dienen, door zich met hun hoofd en handen in te spannen voor een duurzame toekomst. Dat wil zeggen: jonge Amerikanen op een moderne en efficiënte manier leren om huizen en gebouwen te renoveren of zonnepanelen op daken te installeren. Om gezondere gemeenschappen op te bouwen die vrij zijn van vervuiling en voorzien van schoon water, voedselzekerheid en een groene ontwikkeling. Ook het investeren in trainingsprogramma's, duurzame netwerkorganisaties en nieuwe banen voor de groene economie ziet de gouverneur als onderdeel van deze publieke dienst.

Tot voor kort waren dit soort ideeën voor veel mensen in westerse landen nog ondenkbaar. Het geloof in marktwerking en deregulering hield dit soort overheidsgestuurde plannen lang in een archaïsch daglicht. Maar de laatste jaren lijkt daar een kentering in te komen. De door klimaatactivisten naar voren geschoven Green New Deal werd door de Democraten vorig jaar in eerste opzet gepresenteerd, en al verder uitgewerkt in de Europese Green Deal. De coronacrisis heeft de potentie dat alles in een stroomversnelling te brengen.

'Laten we het moment dan ook gebruiken om het ongekend grote overheidsingrijpen aan te wenden, niet om het leven van ons failliete systeem te rekken, maar om een transitie te bewerkstelligen naar een duurzamere economie', aldus econoom en hoofd Triodos Investment Management Hans Stegeman. Hij pleit naast belasting- en arbeidsmarkthervorming voor een herwaardering van waarde-gedreven beleid én collectieve diensten.

Hij is hierin niet alleen. Ook het merendeel van de Nederlanders, zo bleek uit een zojuist verschenen peiling van I&O Research, ziet de pandemie als een kans voor een duurzamere economie. 'Ruim zes op de tien Nederlanders ervaren de coronacrisis als een moment van bewustwording. De crisis zet hen aan het denken over de samenleving en economie en hoe we die in de toekomst in kunnen richten', aldus het onderzoeksbureau.

De 'ecologische diensttijd' – bij gebrek aan een betere bewoording – zou hierin wellicht iets kunnen betekenen als een nieuwe 'collectieve dienst'. Niet verplicht, maar vrijwillig. Wat (jonge) mensen en (toekomstige) werklozen de kans geeft om, in ruil voor een fatsoenlijke vergoeding, zich in te zetten voor het verduurzamen van Nederland. Dit hoeft niet volledig nationaal gestuurd te worden, maar zou ook in samenwerking met actieve regionale en lokale organisaties tot stand kunnen komen. Het Nederlandse bedrijfsleven en industrie kan hierin een belangrijke rol spelen.

Ik geef meteen toe: ik heb niet de wijsheid in pacht, maar weet wel dat we groots moeten gaan denken om zowel de economische als ecologische problemen aan te pakken. Ongewone tijden vragen om ongewone maatregelen en oplossingen, en iets wat ons collectief kan inspireren. Ons eigen verleden kan daarbij wellicht van dienst zijn. Niet om exact te kopiëren, maar wel om eigentijds nieuw leven in te blazen. We hebben het vaker gedaan.