De vooroordelen over biseksuelen zijn talrijk. Zo zouden ze onbetrouwbaar zijn en van twee walletjes eten. In de praktijk vallen bi's juist vaak tussen wal en schip, om in nautische termen te blijven. Een recent Nederlands onderzoek laat zien dat ook als het op bi-activisme aankomt, deze groep onzichtbaar is, zelfs voor de eigen achterban.

Het Landelijk Netwerk Biseksuelen (LNBi) is momenteel de enige nationale organisatie. Vroeger was er ook de Stichting Bisexualiteit Nederland en waren er een heleboel lokale verenigingen en verbanden. Het biseksuele landschap in Nederland is verkleind, zo stelt onderzoeker Emiel Maliepaard. Hij interviewde voor Atria negen sleutelfiguren over hun ervaringen met bi-activisme.

Uit zijn eerdere promotieonderzoek weet Maliepaard dat het LNBi nauwelijks bekend is onder biseksuelen. De nu geïnterviewde activisten maakten via-via kennis met het netwerk omdat ze op zoek waren naar gelijkgestemden. Zij waren sterk sociaal gemotiveerd om zich in te gaan zetten. Zo wilden ze bijvoorbeeld mensen ondersteunen in het accepteren van hun biseksualiteit. Daarnaast speelde het zichtbaar willen maken van biseksualiteit een rol.

Het LNBi is een relatief kleine groep actieve mensen, terwijl er veel meer biseksuelen in Nederland zijn. Het is lastig om die als gemeenschap te zien: dit zijn geen mensen die elkaar treffen of anderszins met elkaar in contact staan. Onder de geïnterviewden bestaat het idee dat mensen die het LNBi opzoeken een hulpvraag hebben. Het gaat om 'enkele tientallen', wat in geen verhouding staat tot het aantal Nederlanders dat zegt biseksueel te zijn (zo'n 2 tot 3% van de bevolking).

Het LNBi organiseert vooral feesten en themabijeenkomsten om contacten te faciliteren en biseksuelen te empoweren. Politiek activisme is een ondergeschoven kindje: de bi-beweging heeft vanwege de kleine omvang weinig in de melk te brokkelen en richt haar pijlen daarom op het COC. Doel was vooral om door het COC en andere LHBT-organisaties erkend te worden. Dat dit lukte, wordt gezien als groot succes.

Maliepaard stelt dat het LNBi erin geslaagd is om biseksualiteit zichtbaarder te maken door bijvoorbeeld televisieoptredens en voorlichting, maar dat betekent niet dat biseksualiteit in Nederland nu daadwerkelijk zichtbaar is. Het LNBi gaat daar niets meer aan doen: de stichting gaat dit jaar op in het nieuwe People Pride Platform, waarover nog weinig bekend is. De naam belooft in ieder geval weinig goeds voor de herkenbaarheid van biseksuelen als groep binnen de grotere regenboog-gemeenschap.

Het onderzoeksrapport eindigt met aanbevelingen. Zo moeten biseksuele organisaties volgens Maliepaard een balans vinden tussen politieke activiteiten en activiteiten gericht op de achterban; ze moeten doen aan capaciteitsvergroting en professionalisering; en ze moeten heldere en positieve doelstellingen hebben. Dat is leuk op papier, maar vooralsnog lijkt het erop dat er niemand is om die kar te gaan trekken.

Uit het rapport spreekt de toon van een kleine groep die elkaar goed kent, maar die moe is van het organiseren. Een van de geïnterviewden doet de opmerkelijke uitspraak dat er veel mensen met 'een wat meer autistische stoornis' betrokken zijn bij het LNBi (p. 22). Ook wordt gezegd dat de leeftijd van de actieve leden relatief hoog ligt. Wellicht verklaart dit de mismatch tussen de mensen die het LNBi opzoeken en het aantal biseksuelen in Nederland, een mismatch waarover Maliepaard geen uitspraken doet.

De redding van het bi-activisme moet dan ook gezocht worden bij de jonge generatie die geen banden heeft met de voorgaande clubs. Hopelijk gaan zij op een nieuwe manier strijden voor bi-bekendheid, -zichtbaarheid en -acceptatie. Daarvoor hoeven zij niet te pretenderen dat ze een bestaande, hechte gemeenschap vertegenwoordigen, maar wel dat ze opkomen voor mensen wiens seksualiteit nog steeds ontkend en miskend wordt.

Atria is het kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis.