In Brainwash, een podcast van Human, interviewen afwisselend Floortje Smit en Johan Fretz denkers en makers aan de hand van muziek. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun denken? Deze keer schrijver Jamal Ouariachi. Abonneer je op de podcast via Apple, Spotify, of RSS-feed.

We leven in een opgepoetste wereld, van vrolijkheid en schone schijn. Alles moet mooi en gelikt zijn. Mensen zijn merken geworden, die hun gedrag aanpassen op wat geliked wordt. Dat effect is versterkt door sociale media. Onderbouwde kritiek vergt meer van je, dus het is makkelijker om 'hallelujah' te roepen. Dat zie je ook sterk terug in de popmuziek van dit moment. Dat is altijd wel zo geweest, maar daarnaast hebben ook rauwe randjes bestaan. Die gaan er steeds meer vanaf.

Als je naar talentenjachten op televisie kijkt, klinken alle stemmen hetzelfde. Hét fenomeen van deze tijd, ofwel dé terreur van deze tijd, is autotune: software die zangpartijen zuiver trekt. Dat is begonnen met Cher in Believe, waar je dat vreemde overslaan-effect krijgt. Maar nu hoor je het overal. Dat is tekenend voor deze tijd, waarin alles clean moet klinken. En dat levert een wereld op waarin alles perfect is.

Wat we verliezen als we perfectie nastreven, is originaliteit, en het afwijkende. We komen niet meer in aanraking met andere ideeën die een andere ervaring geven. Het is spannender om naar een muzikant te luisteren die het nummer de andere kant op trekt, het misschien wel een beetje verkloot, of express lelijk maakt. Dat is veel verrassender.

John Frusciante maakte met Going Inside een anti-nummer voor deze smetteloze tijd. VPRO's Lollapalooza zocht Frusciante op, en maakte een documentaire over hem. Hij was toen net gestopt als gitarist van de Red Hot Chilli Peppers. Hij was heel jong toen hij bij de band kwam en stapte eruit, en heeft zich in een heroineverslaving gestort. De opnames zijn shockerend om te zien: hij is helemaal van de wereld, uitgemergeld, met grote ogen en tanden die uit zijn mond rotten. Hij zit in een vies, donker hok.

Maar het loopt wel, het gesprek dat Frusciante met de interviewer heeft. Hij laat krabbels zien van aantekeningen en 'berekeningen' die hij heeft gemaakt, en laat demo'tjes horen van nieuwe muziek. Niet om aan te horen, het gekrijs dat uit de boxen schalt. En toch: een paar jaar later is hij afgekickt, heeft hij voor een paar ton zijn gebit laten renoveren en speelt hij weer bij de Red Hot Chili Peppers. Het was een ongelofelijke transformatie.

Hij bracht vervolgens meerdere soloplaten uit. Going Inside springt eruit: gruizig, vies, lelijk. Hij zingt oké, hier en daar niet helemaal zuiver. Maar het is een heel mooi nummer, het is doorleeft. Je hoort aan zijn stem dat hij veel heeft meegemaakt. Hij ziet zijn heroïnejaren niet als een waste of time en zingt: 'You don't throw your life away going inside'. Als je naar dit nummer luistert, is het interessant om de documentaire in het achterhoofd te houden.

De rauwheid, de krakende apparatuur en de groezelige stem, daar zit authenticiteit in. Het is deels een illusie natuurlijk, maar je hebt het gevoel dat je naar een echt mens luistert. Binnen deze rafelrandjes streeft Frusciante ook naar perfectie, maar niet het soort perfectie van de platgeproduceerde troep die je op de radio voorbij hoort komen. Dat klinkt hol, en je voelt er niets bij. Het nummer Going Inside staat op de plaat met de mooie titel To record only water for ten days. Frusciante durft op die plaat het risico te nemen dat mensen het verschrikkelijk vinden. En daar komt opvallend veel moois uit.