Het aantal dakloze mensen is in het afgelopen decennium meer dan verdubbeld, en dat komt allerminst uit de lucht vallen, volgens stadsgeograaf Cody Hochstenbach. Hij noemt dit het uiterste gevolg van decennialang doelbewust beleid. Momenteel werkt hij aan een boek over de wooncrisis, dat begin 2022 verschijnt. Aan de hand van muziek spreekt hij erover met Floortje Smit in het HUMAN-programma Brainwash Zomerradio (abonneer je via Apple, Spotify, of RSS-feed).

Als stadsgeograaf doe je onderzoek naar de wooncrisis en de uitwassen daarvan. Iets waar je als kind zelf mee in aanraking kwam toen je vader dakloos werd.

'Mijn vader opende een sieradenwinkel in de binnenstad van Maastricht. Aanvankelijk ging het goed met de winkel en nam hij personeel aan. Maar achteraf zag ik de tekenen dat het na verloop van tijd niet goed ging: het personeel werd ontslagen, mijn vader opende soms de winkel niet omdat hij het die dag niet kon opbrengen, en dan bleef hij dicht op een drukke koopzondag. Ik herinner me nog goed dat ik als dertienjarige in het weekend bij mijn vader aankwam en de winkel leeggeruimd was. Alles was in een container gedumpt. En er was geen spoor van mijn vader. Hij bleek al maandenlang een huurachterstand te hebben, en allerlei financiële problemen die voortkomen uit het feit dat je als winkelier moet investeren. Dat had grote schulden opgeleverd. Daardoor verloor hij zijn winkel. Het zure voor hem was dat hij boven de winkel woonde, en dat hij met zijn winkel ook meteen zijn woning kwijtraakte, en op straat belandde.'

Wat deed je toen als kind, waar heb je hem weer gevonden?

'Dat weet ik eerlijk gezegd niet meer. Hij was niet zo spoorloos dat hij wekenlang zoek was. In die periode was het heel lastig om het normale contact met mijn vader voort te zetten. Je ziet elkaar wel, maar als kind had ik veel behoefte om met hem op zondag thuis te zitten of leuke dingen te doen, maar dat kan niet als je vader dakloos is. Hij heeft dan geen geld, en geen plek om thuis te zijn. Ik schaamde me ervoor dat mijn vader dakloos was. Als kind schaam je je voor alles wat afwijkt van de norm, en dit was een grote afwijking.'

Uit schattingen blijkt dat iedere dakloze de Nederlandse staat veel geld kost. Denk aan 30.000-100.000 euro per jaar. Het bespaart veel geld om ze een huis te geven.

'Volgens de statistiek zijn er nu 40.000 dakloze mensen in Nederland. Dat is een grove onderschatting, omdat het een strenge definitie is. En het raakt niet alleen die mensen, het gaat ook om al die kennissen, vrienden en familieleden die indirect met de dakloosheid in aanraking komen. Eén dakloos persoon is eigenlijk het leed van velen. Ik heb het lange tijd stilgehouden, en het voor mezelf verstopt en weggedrukt. Maar omdat ik me voor mijn werk veel bezighoud met de wooncrisis en de uitwassen daarvan, ben ik gestimuleerd door vrienden van mij om er actiever over na te denken en over te gaan praten.'

Op dakloosheid zit een stigma. Het zou je eigen schuld zijn, en we denken gauw aan alcoholisme of psychische problemen. Wanneer realiseerde je je dat je je vader moest zien als dakloze?

'Vrij snel. Een deel van de schaamte zat in het stigma. Er kleeft een stigma aan alles wat wij zien als individueel falen, maar wat helemaal geen individueel falen is. Als je een verslaving of mentale problemen hebt, dan heb je een grotere kans dat je dakloos wordt. Maar je kunt ook dakloos raken zonder die problemen. En zelfs al heb je allerlei problemen, dan behoud je gewoon het recht op een huis.'

Wat heb je het meest gemist?

'Een stabiele plek waar je leuke dingen met je vader kan doen in een ongedwongen sfeer. En ik herinner me dat als ik met vriendjes op vrijdagmiddag naar de binnenstad ging, ik als de dood was dat we mijn vader tegen zouden komen. Ik vermeed pleintjes waar hij wel vaker te vinden was. En wat me enorm bijbleef als kind, was dat zijn kat bij mijn moeder terecht moest, en dat die daar helemaal niet kon aarden. Het leed van dakloosheid gaat ook nog over naar dieren.'

Hij is eruit gekomen. Hoe?

'Wat wrang is aan het systeem in Nederland als je dakloos raakt, is dat het krijgen van een woning vaak het sluitstuk is van je hersteltraject. Dus je moet eerst alles op orde hebben: je schulden moeten geregeld zijn, je moet in een bewindvoeringstraject zitten, een stabiele bron van inkomsten hebben, en aan je persoonlijke problemen werken. En dan pas krijg je een woning. Heel krom eigenlijk. Mijn vader is zich in die periode met het daklozenbeleid gaan bemoeien. Zo werd hij cliëntenraadslid van het Leger des Heils. Dat was voor hem de weg naar een huis, want hij kreeg voorrang op een sociale huurwoning in de stad.'

'Er is veel onderzoek gedaan naar de woning als sluitstuk. Het blijkt dat het veel beter is voor mensen, en kosteneffectiever, als je mensen aan het begin een woning geeft. Housing first, heet dat beleid. Eerst een woning, om van daaruit te gaan werken aan de problemen die je hebt, rond geld, inkomen of drugsverslaving. Van daaruit kun je werken aan een betere toekomst. Finland past dit beleid toe, en daar is de dakloosheid gekelderd. In alle Europese landen is de dakloosheid de afgelopen tien jaar toegenomen, maar in Finland is het gigantisch afgenomen.'

Dat betekent dat mensen hun leven weer makkelijker op de rit krijgen.

'Dat is het idee. Het blijkt ook dat als je mensen een woning geeft, ze die woning weten te behouden en niet opnieuw vervallen in dakloosheid. Een deel wel, maar dat is een klein deel. Uit schattingen blijkt dat iedere dakloze de Nederlandse staat veel geld kost. Denk aan 30.000 tot wel 100.000 euro per jaar. Dus zelfs als het menselijke en morele argument dat we niet willen dat mensen op straat leven je niks boeit, en het je alleen maar om het kostenplaatje te doen is, is het alsnog slim om mensen gewoon een woning te geven. Het bespaart veel geld.'

Hoe kan het dan dat dit niet gebeurt? Heeft dat te maken met het stigma van eigen schuld, dikke bult?

'Ja, dat is wel mijn indruk. Dit zijn undeserving poor, arme mensen die het niet verdienen, en als we die mensen dan cadeautjes gaan geven, stimuleer je dit gedrag. Dan stimuleer je een cultuur waarin mensen niet voor zichzelf willen of kunnen zorgen. Dat is niet zo, maar dat is wel het beleidsargument.'

Je bent planologie en stadsgeografie gaan studeren. Was jouw persoonlijke ervaring de reden dat je deze richting hebt gekozen, of ben je daar nu mee bezig omdat je deze richting hebt gekozen?

'Het klinkt heel logisch, dat ik in mijn jeugd een persoonlijke wooncrisis heb meegemaakt, en mij dat nu stimuleert om onderzoek te doen naar de woningmarkt en ongelijkheid daarin. Dat zal onbewust ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, maar het klinkt voor mij iets te gestroomlijnd om dat lijntje rechtstreeks door te trekken. Ik denk dat ik dat verband vooral achteraf zie. Destijds was ik er nooit zo mee bezig. Ik was als tiener als geïnteresseerd in kaarten, en dat was voor mij een belangrijke reden om planologie en stadsgeografie te studeren. En ik was geïnteresseerd in thema's van ongelijkheid en sociale rechtvaardigheid.'

Een van de nummers die Cody Hochstenbach uitkoos voor Brainwash Zomerradio is Time for Heroes van The Libertines. Het is jeugdsentiment voor hem, en komt uit de periode waarin zijn vader dakloos was. Hij vindt de band nog steeds boeiend. 'Frontman Pete Doherty is de afgelopen jaren vooral in het nieuws geweest vanwege drugsgebruik en zijn relatie met Kate Moss. Maar eigenlijk is het een hele getalenteerde songwriter. Ik denk dat er weinig zo getalenteerde songwriters zijn geweest de afgelopen twintig jaar als hij. Maar hij is bijzonder zelfdestructief.'

Waarom heb je specifiek voor dit nummer gekozen?

'Time for Heroes gaat over de anti-globaliseringprotesten in 2001 in Londen, die de kop in werden gedrukt door de politie. Er zit een tekst in het nummer die ik heel mooi vind: 'We'll die in the class that we're born, but it's a class of our own, my love.' Dus, we sterven in de klasse waarin we geboren worden, maar het is een klasse op zichzelf.'

'Ik vind het een heel mooi nummer. Het laatste concert waar ik naartoe ben gegaan voordat covid uitbrak, was uit jeugdsentiment naar The Libertines in Tivoli in Utrecht. Dan merk je het charisma van Pete Doherty. Ze zouden eigenlijk om acht uur beginnen. Om half acht kwam hij het podium opgewandeld om te kijken hoe druk het was − het was nog niet druk genoeg. Uiteindelijk zijn ze om tien uur begonnen. Iedereen was woest op de band. Hij werd uitgejouwd, mensen gooiden bier op het podium toen ze eindelijk kwamen opdagen. Maar binnen tien minuten heeft hij iedereen voor zich gewonnen en is alles vergeven en vergeten. Aan de ene kant kan hij een ongelofelijke lul zijn en heel destructief, en aan de andere kant kan hij een gevoelige songwriter zijn, die heel menselijk en vriendelijk is. Een interessante man.'

In dit nummer klinkt door dat de stad niet meer van hem is. Daarmee komen we bij gentrificatie, waar jij op gepromoveerd bent. Waarom wilde je daarop promoveren?

'Toen ik begon met promoveren in 2013 was dit nog niet zo'n thema. In de statistiek kun je zien dat de term de afgelopen jaren veel vaker gebruikt wordt in de media dan tien jaar geleden. Het is wel een onderwerp dat veel aandacht krijgt in de stadsgeografie, omdat het eigenlijk de ruimtelijke uiting van klassenongelijkheid is. Gentrificatie is de opwaardering of de veryupping van stedelijke buurten. Het is prijsopdrijving, en daarmee de verdringing of uitsluiting van mensen met een laag inkomen. Ik woon in Amsterdam en heb ook in Manchester en Berlijn gewoond, en dan zie je dit overal om je heen gebeuren.'

Hoe zie je het precies?

'Het meest herkenbare is dat de Turkse groenteboer of de oude bruine kroeg verdwijnt, en dat daar een hippe koffietent voor in de plaats komt. Dat is wat mij betreft niet het kwalijkst aan gentrificatie. Panden die al jaren staan te verloederen worden ineens weer opgeknapt. Dan denk je: mooi, er wordt geld geïnvesteerd in de buurt. Tot je merkt dat mensen die er voorheen woonden, eruit geknikkerd zijn, en dat het opknappen alleen gebeurt omdat er kapitaalkrachtigere mensen voor in de plaats komen.'
Het geld gaat niet naar de sociale onderklasse, maar naar de mensen die het al goed hebben. Het voelt wrang voor mensen die al langer in zo'n buurt wonen. Zij vragen al decennialang om investering in de buurt, en vinden het ook niet fijn dat hun woningen staan te verkrotten en de openbare ruime erop achteruitgaat. Maar daar wordt pas iets aan gedaan als er rijkere mensen komen wonen. En dan moeten ze zelf verkassen.'

Er wordt vaak gedaan alsof dit nu eenmaal is hoe de markt werkt. Mensen willen daar graag wonen en de markt faciliteert dat.

'De markt is geen natuurverschijnsel, maar iets wat we met z'n allen opgebouwd hebben en in stand houden. Tegelijk zie je dat gentrificatie een beleidsinstrument is. Het is een manier om buurten op te krikken die het moeilijk hebben, en om een rijke, creatieve klasse aan de stad te binden. En sociaal te mengen, om andere, rijkere, wittere mensen in jouw buurt te krijgen. De massale verkoop van sociale huurwoningen is geen marktproces, maar beleid. In Amsterdam zijn er in twintig jaar tijd 30.000 sociale huurwoningen verkocht. Lange tijd was het idee dat Amsterdam te veel sociale huurwoningen heeft, terwijl je er decennia voor op de wachtlijst moet staan. Het idee was dat als je als stad ervoor zorgt dat hoogopgeleide mensen in jouw stad willen wonen, je internationaal aantrekkelijk wordt, en de concurrentie aan kan gaan met Barcelona, Kopenhagen en Parijs. Dat wordt dan een doel op zichzelf. De vraag waarom je dat zou willen, wordt niet gesteld.'

Wat is er misgegaan met het Nederlandse sociale huurbeleid?

'Er is dertig jaar lang doelbewust beleid gevoerd om de sociale huursector een kopje kleiner te krijgen. Steeds meer mensen moesten een woning kopen, want dat associëren we met zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: je bouwt vermogen op en bindt je aan de buurt. Daar kan je veel vraagtekens bij zetten. We hadden ooit een brede volkshuisvesting waar ook de middenstand in woonde. Inmiddels is de sociale huursector is een laatste redmiddel geworden voor wie echt niet anders kan. De architect van de Britse naoorlogse verzorgingsstaat, Richard Titmuss, zegt: 'Services for the poor are poor services.' Dus voorzieningen voor arme mensen zijn armoedige voorzieningen. We hebben een sociale huursector gesloopt die aantrekkelijk was voor een brede doelgroep, maar nu alleen nog maar voor de allerarmsten is. Als je ook maar een euro meer verdient, wordt je weggezet als een asociale scheefhuurder die het voor anderen verpest. Terwijl juist de middeninkomens ook behoefte hebben aan betaalbare huur.'