In Brainwash Zomerradio van Human interviewt presentator Floortje Smit denkers aan de hand van muziek. Hierboven terug te luisteren. Welke nummers zijn vormend geweest voor hun identiteit en denken? Deze lessen kunnen we leren van filosoof Marli Huijer.

1. Samenlevingen mét muziek en dans overleven beter

Ritmes zijn onvoorstelbaar oud. Door het bestuderen van primitieve samenlevingen weten we dat samenlevingen waarin gedanst en muziek gemaakt wordt, beter overleven dan samenlevingen zonder dans en muziek. Want dansbewegingen op ritmische muziek zijn repetities voor de jachtbewegingen. Muziek en ritmes werden gebruikt om te kijken naar taakverdeling: wie heeft welke functie tijdens het jagen, en hoe moet je dat met elkaar doen? Het is een manier om beter gecoördineerd te werk te gaan. Ritmes doen iets met onze hersenen: als ik me in hetzelfde ritme beweeg als jou, dan voel ik me meer met jou verbonden. Ik ga meer empathie voor je voelen. Voor overleving heeft dat dus een belangrijke werking. Dus het heeft de werking van saamhorigheid en gemeenschap.

Ritmes doen iets met onze hersenen: als wij ons in hetzelfde ritme bewegen, dan voel ik me meer met jou verbonden. Ik ga meer empathie voor je voelen.

Zo waren ritmes er eerder dan het geloof. Religies hebben de ritmes en de muziek niet voor niets overgenomen, omdat dat hetgene is wat gemeenschap sticht. Een kerk is oorspronkelijk niets anders dan een vorm van gemeenschap, en vormt nog steeds ons voorbeeld voor hoe je een gemeenschap sticht. Inmiddels leven we in een behoorlijk seculiere tijd. Dat is wonderlijk, want rond 1900 behoorde slechts twee procent van de mensen niet tot een kerk, en nu is dat meer dan vijftig procent. Wij zijn vaak geneigd te denken dat gemeenschap iets is waar je als individu voor kiest, terwijl er een duidelijke religieuze geschiedenis zit aan het ontstaan van gemeenschappen.

2. Je hoeft geen wortels te hebben om je identiteit vorm te geven

Zangeres Natacha Atlas is kosmopolitisch geboren, zo zou je kunnen zeggen: haar vader is Egyptisch-Marokkaans, haar moeder Brits en zij is in Brussel geboren. Op een gegeven moment gaat ze naar Caïro, waar ze zich heel erg thuis voelt. In het nummer Nile bezingt ze de rivier de Nijl. De rivier de Nijl is geen wortel, maar geeft haar wel het gevoel dat ze verbonden wordt met haar verleden. Het is een symbool van eeuwigheid, van generaties grootouders die daar geleefd hebben. Het is zo mooi dat je dus geen diepe wortel nodig hebt om je identiteit te bestendigen, maar wel iets kan vinden waar je verbondenheid mee voelt. Zo creëer je zelf een verleden op basis van dingen die verbonden zijn met herinneringen. Wil je iets van een identiteit hebben die verder gaat dan je eigen leven, dan heb je verhalen nodig. Of liederen, of recepten: culturele elementen die je verbinden met de vorige generaties en de grond waarop zij leefden.

3. We hebben vooral oog voor vertrekkers, niet voor achterblijvers

Rond 1950 wilde de Nederlandse overheid van arme boeren af. Enerzijds stimuleerde de regering veel mensen om naar Canada en Nieuw-Zeeland te emigreren. Mijn grootouders hadden geen cent en zelfs geen ligplaats op de boot. Kort daarna verwelkomde ons land mensen uit Marokko en Turkije om de onderlaag aan arbeidskrachten aan te vullen. Dat is een vreemd proces geweest. Een groot deel van mijn familie verhuisde toen, en mijn vader was een achterblijver in Nederland. Achterblijvers hebben een ondergewaardeerde reputatie. Films gaan altijd over de vertrekkers, die worden het interessants gevonden. Er zijn migrantenboeken, migrantenuitgevers en migrantenstudies, maar er zijn nauwelijks boeken over achterblijvers. Terwijl: wie migreert, laat altijd iets of iemand achter. En daar is nauwelijks aandacht voor. Met de komst van vluchtelingen in 2015 naar Europa ging de aandacht uit naar de mensen die hier komen, maar was er nauwelijks oog voor de mensen die achterbleven in Syrië, met name vrouwen, kinderen, zieken en gehandicapten.

In mijn boek Achterblijven laat ik zien dat je als achterblijver een beetje een sukkel wordt gevonden, een loser. In de 19e eeuw zijn veel Europeanen gemigreerd naar buiten Europa. Zodanig dat in 1914 een kwart van de mensen met Europese wortels buiten Europa woonde. Europa was rond die tijd enorm naar buiten gericht, want had 85 procent van de grond ter wereld in bezit. Reisliteratuur kwam op, en mensen wilden de hele wereld ontdekken. Wie de wereld ontdekt, kan prachtige verhalen vertellen. Vanaf de Odyssee van Homeros is degene die reist en weer terugkomt de interessante figuur. Degene die achterblijft – in het geval van Odysseus zijn vrouw Penelope, die het koninkrijk bestierde en voor zijn ouders en de kinderen zorgde – heeft geen verhalen te vertellen. Dat is ook in onze wereld zo. Floortje Dessing krijgt een Televisier-Ring voor haar reisseries, maar er is geen achterblijver die een prijs heeft gekregen.

Je wordt met reisverhalen om de oren geslagen. Je moet werelden ontdekken om een interessant persoon te zijn. En dus vliegen we de wereld rond om verhalen te kunnen vertellen. Als achterblijver krap ik me daarbij achter de oren. Ik denk regelmatig: niet wéér een verhaal van iemand die op Bali of in China zit, het is inmiddels helemaal niet zo interessant meer. Moeten we niet leren om de verhalen van dichtbij te vertellen? En het interessante aan het leven van alledag, de nabijheid en lokaliteit weer opnieuw te ontdekken. Gillian Welch zingt daarover in The Way It Goes. Ze beschrijft oude klasgenoten (Becky Jones bought a farm and put a needle in her arm) en de levens die ze leidden terwijl zij weg is gegaan. Zo loopt ze haar klasgenoten stuk voor stuk af. In het refrein zingt ze dat dit is hoe het gaat, en iedereen babykleertjes aan het kopen is en zich aan het settlen is (that's the way that it goes, everybody's buying baby clothes). Zij is de vertrekker die naar de achterblijvers kijkt, want zij is degene die de wereld in is getrokken en niet meer bij dat dorp hoort.

Je kan alleen bewegen als er ook iets is dat stilstaat. Stel je voor dat de hele wereld in beweging is en er niemand meer achterblijft, dan blijft er niets meer over. Als je als toerist iets wil zien dat de moeite waard is, dan moet dat onderhouden worden. Mensen die langer op één plek zijn, raken betrokken bij de lokaliteit en investeren in de gemeenschap. Zij zijn bereid zich politiek te organiseren en te participeren. Je hebt in een stad of dorp een grote groep nodig die blijft. In Friesland in de jaren 50 vertrok bijna de helft van de mensen, en werd er een gat geslagen in de gemeenschap. In Amsterdam zie je ook ontzielde wijken, waar de omloopsnelheid zo hoog is dat de hele infrastructuur uit elkaar dreigt te vallen. Andersom ook: als er alleen maar blijvers zijn, kan het een fossiel worden. Je hebt vertrek en komen nodig. Maar zonder achterblijvers ontzield de wereld.