Troost en tragiek. Daar wil ik het over hebben. Met tragiek bedoel ik het inherent tragische aspect van het leven, namelijk dat we als kwetsbare, onvolmaakte wezens onvermijdelijk zullen lijden. Dat we ook geen garantie hebben dat ons lijden een doel dient. En dat de lotsbestemming van mij en van jullie en van iedereen die we liefhebben de dood is. Natuurlijk ook voor iedereen die we niet liefhebben. Maar dat is toch iets minder tragisch.
Volgens Sigmund Freud rust er een zeker taboe op de dood. En niet zozeer op de dood als een incident of als ziekte, maar op de dood als iets onvermijdelijks. Meestal beschouwen we het als een abstracte optie. Niet als iets concreets wat ons reëel kan gebeuren.
Laat ik vertellen wat mij van de week gebeurde. Ik was bij het Koningsplein in Amsterdam. Er lag een vrouw op het fietspad en er stond een groepje mensen om haar heen gebogen. En naast haar lag een toeristische huurfiets en nog één, waarschijnlijk van haar vriend die haar hand vasthield. Er liep een stroompje bloed van haar hoofd af, over het asfalt.
Ik liep naar een omstander, een jongen, die het had zien gebeuren. Hij vertelde hoe de vrouw, zonder dat iets haar val, brak met haar hoofd op de stoep was gekomen. En ik dacht: 'Wat verschrikkelijk voor die vrouw en voor die vriend.' Maar los daarvan merk bij mezelf een vreemde neiging om redenen te gaan verzinnen waarom mij zoiets nooit zou overkomen.
Ja, ze is een toerist, ze is het waarschijnlijk niet gewend om te fietsen in een drukke stad. Misschien is ze helemaal niet gewend om te fietsen. Ik zou nooit gaan fietsen in een vreemde drukke stad.
Maar die neiging is natuurlijk compleet irrationeel. Want zelfs al zou ik met zijwieltjes gaan fietsen, dan kunnen mij alsnog honderd andere dingen gebeuren. Misschien word ik wel in elkaar geslagen omdat mensen denken dat ik homoseksueel ben... vanwege die zijwieltjes.
Ja, waar ik niet mee bedoel dat homo's op zijwieltjes fietsen. Nee, ik bedoel alleen dat het soort mensen dat homoseksuelen in elkaar slaat dat zouden kunnen denken. Dat je niet denkt dat ik een of andere homofobische lompe opmerking maak. Bovendien: sommige van mijn beste vrienden rijden op zijwieltjes.
Maar er is natuurlijk geen enkele geldige reden waarom het noodlot mij niet zou kunnen treffen vanuit het niets. We verzinnen redenen om onszelf een beetje te beschermen. Als iemand longkanker heeft, vragen mensen ook vaak: O, rookte-ie?
Ergens is het geruststellend dat diegene blijkt te roken, want dan kunnen wij het vermijden. Dan is het geen tragisch ongeval, maar dan is het de eigen stomme schuld. En we moeten ook, want als we die reden niet verzinnen, dan moeten we toegeven dat ons ook het ergste kan overkomen. Dat is nogal beangstigend, om op die manier besef te hebben van onze kwetsbaarheid.
En ik schrok van mezelf. Ik schrok dat, in plaats van dat ik compassie voelde met die vrouw, ik bezig was redenen te verzinnen waarom haar ongeluk in feite haar eigen verantwoordelijkheid was. Maar goed, de VVD heeft rondom die neiging een heel partijprogramma gebouwd. Daar zijn ze behoorlijk ver mee gekomen.
Onze behoefte aan controle over ons lot is zo sterk dat zelfs als we geen echte controle hebben, we genoegen nemen met de illusie daarvan. In de psychologie is hier uitgebreid over gedocumenteerd. Maar laat ik een sprekender voorbeeld noemen.
Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog was er een Britse psychiater, Henry Head, en hij behandelde piloten. In die tijd waren er nog geen geavanceerde bommenwerpers. Eigenlijk waren er twee soorten. Je had een soort fragiele vliegtuigjes, die dan boven de vijandige linie vlogen. Uit een groentekistje pakte iemand een bom, die hij dan naar beneden gooide. Een andere soort waren een soort luchtballonnen, die ze 's nachts als de wind goed stond, lieten veren aan een koord, als een vlieger over de vijandige linie. Op dezelfde manier gooide de ballonvaarder een bom naar beneden.
De vliegtuigjes waren heel kwetsbaar. Die werden bij bosjes uit de lucht geschoten. En de ballonnen waren in zekere zin nog kwetsbaarder, omdat ze niet konden sturen, maar omdat ze altijd 's nachts vlogen, waren de overlevingskansen vele malen beter. Er is een interessant, groot verschil tussen de twee piloten en het aantal mensen met shell shock, wat wij nu posttraumatische stressstoornis noemen. Namelijk: de piloten van de vliegtuigjes huppelden binnen een paar weken weer vrolijk rond. De meesten ballonvaarders waren zo gek als een deur.
Wat is het verschil? Het verschil is dat de piloten van die vliegtuigjes een pook hadden, een joystick, waarmee ze het vliegtuig konden besturen. Ze hebben controle. Terwijl die ballonvaarders geen enkel gevoel van controle hadden. Als die zouden worden beschoten, dan was er niks wat ze konden doen. Al waren hun overlevingskansen beter. Dat toonde dat als we geen echte controle hebben, dat we dan behoefte hebben aan een gevoel van controle. De illusie van controle.
Laat ik nog een voorbeeld noemen van de ontkenning van het tragische: de slogan van het Kankerfonds. Begrijp me niet verkeerd, het Kankerfonds doet ongetwijfeld goed werk. Ik heb wel een beetje moeite met hun slogan. Die is namelijk: Iedereen verdient een morgen.
Op het eerste gezicht klinkt het als een mooie compassievolle slogan. Maar wat gebeurt er als we de slogan logisch doordenken? Morgen, de volgende dag, is er natuurlijk ook een morgen. En de dag erna ook weer. Tot in het oneindige. Als iedereen een morgen verdient, betekent dat dat we het allemaal verdienen om eeuwig te leven. Die slogan betekent eigenlijk: iedereen verdient het om onsterfelijk te zijn.
Wat gewoon regelrechte ontkenning is van hoe het leven in elkaar zit. Tenzij ze met de slogan bedoelen dat het alleen voor vandaag geldt. Ja, dus iedereen verdient een morgen, overmorgen kan iedereen de tering krijgen. Misschien kan je dan terecht bij het Teringfonds.
Maar ik denk niet dat ze dat bedoelen, want dan was het wel geweest: Iedereen verdient morgen, en niet Iedereen verdient een morgen.