In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer filosoof, schrijver en cabaretier Tim Fransen.

Troost en tragiek. Daar wil ik het over hebben. Met tragiek bedoel ik het inherent tragische aspect van het leven, namelijk dat we als kwetsbare, onvolmaakte wezens onvermijdelijk zullen lijden. Dat we ook geen garantie hebben dat ons lijden een doel dient. En dat de lotsbestemming van mij en van jullie en van iedereen die we liefhebben de dood is. Natuurlijk ook voor iedereen die we niet liefhebben. Maar dat is toch iets minder tragisch.

Volgens Sigmund Freud rust er een zeker taboe op de dood. En niet zozeer op de dood als een incident of als ziekte, maar op de dood als iets onvermijdelijks. Meestal beschouwen we het als een abstracte optie. Niet als iets concreets wat ons reëel kan gebeuren.

Laat ik vertellen wat mij van de week gebeurde. Ik was bij het Koningsplein in Amsterdam. Er lag een vrouw op het fietspad en er stond een groepje mensen om haar heen gebogen. En naast haar lag een toeristische huurfiets en nog één, waarschijnlijk van haar vriend die haar hand vasthield. Er liep een stroompje bloed van haar hoofd af, over het asfalt.

Ik liep naar een omstander, een jongen, die het had zien gebeuren. Hij vertelde hoe de vrouw, zonder dat iets haar val, brak met haar hoofd op de stoep was gekomen. En ik dacht: 'Wat verschrikkelijk voor die vrouw en voor die vriend.' Maar los daarvan merk bij mezelf een vreemde neiging om redenen te gaan verzinnen waarom mij zoiets nooit zou overkomen.

Ja, ze is een toerist, ze is het waarschijnlijk niet gewend om te fietsen in een drukke stad. Misschien is ze helemaal niet gewend om te fietsen. Ik zou nooit gaan fietsen in een vreemde drukke stad.

Maar die neiging is natuurlijk compleet irrationeel. Want zelfs al zou ik met zijwieltjes gaan fietsen, dan kunnen mij alsnog honderd andere dingen gebeuren. Misschien word ik wel in elkaar geslagen omdat mensen denken dat ik homoseksueel ben... vanwege die zijwieltjes.

Ja, waar ik niet mee bedoel dat homo's op zijwieltjes fietsen. Nee, ik bedoel alleen dat het soort mensen dat homoseksuelen in elkaar slaat dat zouden kunnen denken. Dat je niet denkt dat ik een of andere homofobische lompe opmerking maak. Bovendien: sommige van mijn beste vrienden rijden op zijwieltjes.

Maar er is natuurlijk geen enkele geldige reden waarom het noodlot mij niet zou kunnen treffen vanuit het niets. We verzinnen redenen om onszelf een beetje te beschermen. Als iemand longkanker heeft, vragen mensen ook vaak: O, rookte-ie?

Ergens is het geruststellend dat diegene blijkt te roken, want dan kunnen wij het vermijden. Dan is het geen tragisch ongeval, maar dan is het de eigen stomme schuld. En we moeten ook, want als we die reden niet verzinnen, dan moeten we toegeven dat ons ook het ergste kan overkomen. Dat is nogal beangstigend, om op die manier besef te hebben van onze kwetsbaarheid.

En ik schrok van mezelf. Ik schrok dat, in plaats van dat ik compassie voelde met die vrouw, ik bezig was redenen te verzinnen waarom haar ongeluk in feite haar eigen verantwoordelijkheid was. Maar goed, de VVD heeft rondom die neiging een heel partijprogramma gebouwd. Daar zijn ze behoorlijk ver mee gekomen.

Onze behoefte aan controle over ons lot is zo sterk dat zelfs als we geen echte controle hebben, we genoegen nemen met de illusie daarvan. In de psychologie is hier uitgebreid over gedocumenteerd. Maar laat ik een sprekender voorbeeld noemen.

Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog was er een Britse psychiater, Henry Head, en hij behandelde piloten. In die tijd waren er nog geen geavanceerde bommenwerpers. Eigenlijk waren er twee soorten. Je had een soort fragiele vliegtuigjes, die dan boven de vijandige linie vlogen. Uit een groentekistje pakte iemand een bom, die hij dan naar beneden gooide. Een andere soort waren een soort luchtballonnen, die ze 's nachts als de wind goed stond, lieten veren aan een koord, als een vlieger over de vijandige linie. Op dezelfde manier gooide de ballonvaarder een bom naar beneden.

De vliegtuigjes waren heel kwetsbaar. Die werden bij bosjes uit de lucht geschoten. En de ballonnen waren in zekere zin nog kwetsbaarder, omdat ze niet konden sturen, maar omdat ze altijd 's nachts vlogen, waren de overlevingskansen vele malen beter. Er is een interessant, groot verschil tussen de twee piloten en het aantal mensen met shell shock, wat wij nu posttraumatische stressstoornis noemen. Namelijk: de piloten van de vliegtuigjes huppelden binnen een paar weken weer vrolijk rond. De meesten ballonvaarders waren zo gek als een deur.

Wat is het verschil? Het verschil is dat de piloten van die vliegtuigjes een pook hadden, een joystick, waarmee ze het vliegtuig konden besturen. Ze hebben controle. Terwijl die ballonvaarders geen enkel gevoel van controle hadden. Als die zouden worden beschoten, dan was er niks wat ze konden doen. Al waren hun overlevingskansen beter. Dat toonde dat als we geen echte controle hebben, dat we dan behoefte hebben aan een gevoel van controle. De illusie van controle.

Laat ik nog een voorbeeld noemen van de ontkenning van het tragische: de slogan van het Kankerfonds. Begrijp me niet verkeerd, het Kankerfonds doet ongetwijfeld goed werk. Ik heb wel een beetje moeite met hun slogan. Die is namelijk: Iedereen verdient een morgen.

Op het eerste gezicht klinkt het als een mooie compassievolle slogan. Maar wat gebeurt er als we de slogan logisch doordenken? Morgen, de volgende dag, is er natuurlijk ook een morgen. En de dag erna ook weer. Tot in het oneindige. Als iedereen een morgen verdient, betekent dat dat we het allemaal verdienen om eeuwig te leven. Die slogan betekent eigenlijk: iedereen verdient het om onsterfelijk te zijn.

Wat gewoon regelrechte ontkenning is van hoe het leven in elkaar zit. Tenzij ze met de slogan bedoelen dat het alleen voor vandaag geldt. Ja, dus iedereen verdient een morgen, overmorgen kan iedereen de tering krijgen. Misschien kan je dan terecht bij het Teringfonds.

Maar ik denk niet dat ze dat bedoelen, want dan was het wel geweest: Iedereen verdient morgen, en niet Iedereen verdient een morgen.

'Een morgen' zou je nog wel op kunnen vatten als: Iedereen verdient een morgen, maar ik zeg niet welke. Maar dat is alleen maar cru, dat we van alle morgens die ons gegeven zijn er maar één echt verdienen. Ik denk niet dat ze dat bedoelen, dus de enige plausibele optie die overblijft is dat het Kankerfonds vindt dat we iets verdienen wat ons onmogelijk kan worden gegeven.

Ik geloof dat elke cultuur en elke religie begrepen kan worden als een antwoord op het tragische. Neem bijvoorbeeld de christelijke religie die onze cultuur eeuwenlang heeft gevormd en bepaald. Het christendom heeft een behoorlijk effectief antwoord, namelijk: de mens lijdt, maar zijn lijden is niet zinloos. Immers, langs de weg van het lijden komen we tot het hiernamaals of er is een god die met onze lijdensweg een bedoeling heeft.

In het westen is de troost van religie voor veel mensen geen optie meer. Hier zijn de woorden van de 19e-eeuwse filosoof Nietzsche op z'n plaats: God is dood. Waarmee hij bedoelde dat God als absoluut houvast zijn geloofwaardigheid heeft verloren in het westen. En Nietzsche bedoelde die woorden niet zozeer als een bevrijding, maar ook als een waarschuwing. Nietzsche voorspelde een enorme spirituele leegte. Een leegte waarvan wij nu weten dat die behoorlijk handig wordt uitgebuit door Roy Donders. Oftewel: het wegvallen van religie is niet alleen een bevrijding, het is ook een probleem. Het betekent dat ons traditionele antwoord op het tragische niet meer werkt en dat we op zoek moeten naar nieuwe vormen van troost.

Een van de povere antwoorden die we tot nu toe lijken hebben gevonden is het grote geloof in technologie en wetenschap. Technologie lijkt een soort rol op zich te hebben genomen van surrogaatgod. Waar we ooit geloofden dat God ons zou verlossen van het noodlot van het lijden, is er nu een geloof dat technologie dat voor ons gaat doen. Wetenschap is een handig beheersingsmiddel, ongetwijfeld, maar we moeten niet gaan geloven dat ons lot ooit volledig beheersbaar wordt. Of dat het überhaupt wenselijk zou zijn.

Het antwoord van technologie is er vooral een van spirituele armoede. Als het tragische uiteindelijk alsnog toeslaat, dan staan we met lege handen. Dus hoe kan een antwoord eruitzien als religie geen optie meer is en technologie ook niet veel te bieden heeft? Ik zou willen pleiten voor een meer oprechte houding ten aanzien van het tragische. Om het tragische te omarmen en de vele manieren van ontkenning te bestrijden.

We moeten onderkennen dat tragiek de voorwaarde is dat het leven überhaupt de moeite waard is. Stel je voor dat we eeuwig zouden leven. Dat zou verschrikkelijk zijn. Dat zou namelijk betekenen dat het niet uitmaakt of ik mijn volgende woord over twee seconden zeg, of over 2000 jaar. Het leven zou van alle urgentie en alle waarden worden beroofd.

En ja, een deel van het tragische is dat we niet kunnen beheersen, niet kunnen controleren. Maar de vraag is of het ideaal van volledige beheersing wel echt een ideaal is. En voor mij is het goed om te kijken naar het woord lijden. Vaak gebruiken we het in de zin van verdriet hebben of pijn lijden, maar lijden op zichzelf betekent ook ondergaan.

Als we iets ondergaan, betekent het dat we er geen actieve controle over hebben. En in die zin van het woord lijden, lijden we ook als iemand een grap, maakt die je in lachen doet uitbarsten, als we verliefd worden. De Engelsen noemen het to fall in love, en de Fransen tomber amoureux. Als we verliefd worden, dan vallen we. Een val die we niet kunnen controleren.

Als we geconfronteerd worden met een prachtige zonsopgang of iemand stuurt ons een bos bloemen, zijn dat allemaal vormen van ondergaan, van lijden. Oftewel, de mooiste ervaringen ontstaan uit dingen die we niet kunnen controleren. Het zou zonde zijn om ons daarvan af te sluiten.

En tragiek is ook de voorwaarde voor iets wat ik beschouw als een van de grote zegeningen van dit leven, namelijk humor en ons vermogen om te lachen. Een bekende formule is: Comedy is tragedy plus time. Oftewel, zonder tragedie geen humor. Het is onze kwetsbaarheid tegenover het lot. Onze klunzigheid, onze onvolmaaktheid, die maakt dat er überhaupt iets te lachen valt.

En bovendien dat we een noodzaak voelen om te relativeren. Dat waar humor zo goed in is. Ik weet zeker dat als er volmaakte en onkwetsbare wezens zouden bestaan dat ze volstrekt humorloos zijn. Je kunt je afvragen of een wezen dat volstrekt humorloos is wel volmaakt is.

Dit alles neemt niet weg dat het tragische ook intens verdrietig kan zijn. Alleen de illusie dat het ons niet zou kunnen of niet had mogen overkomen biedt ons weinig troost. Ik geloof dat echte troost pas ontstaat met de erkenning van het tragische. Bijvoorbeeld de troost dat we uiteindelijk een tragisch lot dragen, maar dat we gelukkig niet de enige zijn.

Dat we elkaar kunnen omarmen als lotgenoot. Of die omarming nu symbolisch is of niet. Of de troost dat we misschien niet het tragische kunnen oplossen, maar dat we er wel iets tegenover kunnen stellen. Het beleven van vreugde, het scheppen van schoonheid en het doen van het goede. Daar hebben we gelukkig geen technologie en geen god voor nodig.