In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer historicus Philipp Blom.

Tegen jezelf in denken. Dat is bijzonder belangrijk. Het lijkt op het eerste gezicht een beetje bizar, want moet je niet eigenlijk voor jezelf denken? Is dat niet eigenlijk waar wij filosofie voor doen? Dat wij iets over de wereld leren, dat we een betere maatschappij zullen hebben. Waarom dan tegen onszelf in denken? Nou, een voorbeeld daarbij is iets dat wij regelmatig doen, waarbij we iedere volwassene in het land vragen een filosofische inschatting van de wereld te geven. Dat ritueel heet een verkiezing.

En dan laten mensen weten hoe zij denken over de wereld. Hebben we nu eigenlijk vrijheid, of met andere woorden: is iedereen verantwoordelijk voor zichzelf, voor zijn eigen welvaart? Of ligt deze verantwoordelijkheid bij de maatschappij? Is vooruitgang mogelijk, of kan dat niet?

Dus eigenlijk hebben we daar een soort van filosofische volksraadpleging. En het feit is, dat we de uitkomst daarvan heel precies in kaart weten te brengen. Nergens preciezer dan in de Verenigde Staten, waar het een hele kunstvorm is te voorspellen niet alleen wat de bevolking kiest, maar ook hoe zij per district kiezen, en waar per buurt de grens ligt tussen de Republikeinen en de Democraten. Een heleboel mensen weten daar een aardige boterham mee te verdienen, met dat voorspellen.

Je kunt heel nauwkeurig voorspellen hoe iemand gaat denken. Als ik weet waar je vandaan komt, in welk deel van welke stad je woont en welke opleiding je hebt genoten, dan kan ik een vrij goed idee geven welke boeken je in huis hebt. Maar ook voor welke partij je zult kiezen. En opeens lijkt onze keuzevrijheid niet meer zo groot. Als wij zo sterk kinderen van onze tijd zijn, van onze klas, van ons gezin en van onze biografie: hoe vrij is dan de keuze eigenlijk?

Er is iets wat we allemaal doen, wij zeggen tegen onszelf: 'Ik heb een beter idee hoe de wereld nou echt eruitziet dan mijn buurman, die iets anders kiest.'

Het probleem is dat wij niet echt hebben geleerd tegen onszelf in te denken. En wat bedoel ik daarmee? De Duitse filosoof Friedrich Nietzsche zei, en ik parafraseer: Je probeert objectief te zijn als je schrijft, maar alles wat je voortbrengt is in wezen je eigen biografie.

En dat is het probleem. Je perspectief op de wereld is gevormd door het leven dat je tot nu toe hebt geleid. Wij moeten tegen onze eigen wensen leren in te denken. Als een idee goed voelt – een vriend van mij noemt dat 'apple pie ideas' – en je een warm gevoel van binnen geeft (zoals 'wij zijn allemaal vrij'), dan moet je ontzettend sceptisch worden.

Want filosofie gaat niet over je goed voelen. Filosofie gaat over uitvinden hoe het zit. Misschien zelfs om uit te vinden dat we er nooit iets over kunnen weten. Daarvoor is dit ambacht bedoeld dat wij filosofie noemen, en dat in het oud-Nederlands zo prachtig 'wijsbegeerte' heet. Dat betekent: Wij begeren wijs te worden, wij willen wijs worden. Maar hoe wijs je wordt, dat zegt het woord eigenlijk niet. En dat heeft een lange traditie in de filosofiegeschiedenis.

Een van de grootste filosofen die nooit echt beroemd is geworden, is de Amerikaanse filosoof John Dewey. Hij zei in een laat boekje dat na zijn dood is verschenen, dat de Griekse filosofie waarop onze filosofiegeschiedenis is gebouwd niet alleen een weerspiegeling van de Griekse maatschappij was, maar ook een rechtvaardiging van de Griekse maatschappij. Het is in wezen een dualistische filosofie: je hebt het hoge en het lage, het edele en het gemene, het ware en het foute.

En Dewey zegt: Nou, dit is een maatschappij geweest van slavenhouders. En het waren de aristocraten die aan filosofie deden, zij waren de hogen, zij waren de waarheid. En daarom was het heel interessant te zeggen: Ja, maar de rest is niet edel, niet waar, dat is vies. Dat hoort er niet bij.

En dan zie je dat het een weerspiegeling en een rechtvaardiging is van een maatschappij, waar het christendom op voortbouwt. Dat neemt die ideeën over van het reine en het vieze, het hoge en het lage, de ziel en het lichaam, en de geest en de wereld. Dan zie je: We borduren verder op een fundament wat er al mee begint om een status quo te willen rechtvaardigen.

Daarom zeg ik: Misschien is het een interessante filosofische uitdaging om te leren tegen onszelf in te denken, tegen ons eigen wensdenken in te denken. Als wij vinden 'o ja, dat klinkt leuk', dan moet je zeer sceptisch worden.

Er is nog een andere filosoof van wie ik bijzonder hou. Een soort persoonlijke vriend, Denis Diderot. Een Franse filosoof uit de 18e eeuw. Hij had er een andere benadering voor, die ik heel interessant vind. Als jongeman wilde hij jezuïet worden. Hij was een ontzettend religieuze jongen. En toen kwam hij naar Parijs. En, zo schrijft hij, hij ontdekte mooie meisjes. En hij ontdekte het theater. De puberteit sloeg toe. Toen werd hij toch maar geen priester. Hij ging een heel andere kant uit.

Maar iets wat hij nooit heeft verloren, nooit is kwijtgeraakt, is het vermogen iets te kunnen geloven. Het vermogen om in een grotere betekenis te geloven. In een groot verhaal te geloven. Het probleem was alleen: hij wist dat het niet waar was.

Hoe ga je daarmee om?

'Ik wil graag geloven, ik wil graag religieus zijn, maar ik kan het niet meer. Ik wil graag een groot verhaal hebben, maar ik weet dat het verhaal niet klopt.'

En ik denk dat we daarmee weer een beetje nabij de kiezers van vandaag komen. Die willen ook hun verhaal hebben. Want als ze een keuze maken, geven ze geen objectief oordeel over de wereld, maar vertellen ze hun eigen verhaal.

Als je conservatief kiest, dan zeg je: 'Ja, we hebben ieder een keuze, we zijn machtig ons eigen leven te leiden en wie dat niet doet, die verdient ook niet dat we hem helpen.' Dat is een verhaal dat je over jezelf vertelt. 'Ik ben een vrij mens, ik heb de keuze om te doen wat ik wil.'

Als je groen kiest, dan heb je een ander verhaal. Dan zeg je: 'Ik moet voor de wereld leven, ik ben deel van de wereld. Daarom ben ik een moralistisch mens, een goed mens.' Ook een soort verhaal.

Het is dus altijd een vraag van verhalen over jezelf te vertellen. En je vertelt het verhaal waar je je het best bij voelt, waar je je lekker bij voelt. Maar dat is misschien niet een verhaal dat altijd klopt met de wereld die je aantreft.

Als je een stapje terug zou nemen, meer feiten zou bekijken en zou zien: Hoe zit het nou echt? Hoeveel keuze hebben andere mensen? Hoeveel keuze hebben mensen die zonder opleiding opgroeien? Mensen die in een zeer moeilijke situatie opgroeien, hebben die dezelfde keuze als mensen die uit een middenklasse-gezin komen en waarvoor de ouders de universiteit betalen, en die altijd alle hulp hadden? Is dat nou echt zo?

Voor Diderot was de vraag een andere. Of de oplossing van de vraag een andere. Hij had de behoefte te geloven in een verhaal dat hij prettig vond. Maar hij wist: 'Dit verhaal klopt niet, daarboven is niemand. En ik wil er graag in geloven, maar wat moet ik nou doen?' Voor Diderot was het noodzaak zichzelf voortdurend nieuwe verhalen te vertellen. Hij heeft romans geschreven, toneelstukken, verhaaltjes en essays, vaak in dialoogvorm tussen twee mensen.

Het gaat eigenlijk erom te zeggen: 'Ik kan niet zonder verhalen. Ik kan niet zonder de aantrekkingskracht van een plot, van een begin, een midden en een einde, waarvan ik weet, de wereld is niet alleen maar toevallig, chaotisch, maar er zit een bedoeling in. En dat is eigenlijk waarnaar ik zoek. Maar ik zie ook dat die bedoeling kunstmatig is gemaakt. Dus ik moet met deze kunstmatig gemaakte bedoeling gaan leven. Bijvoorbeeld doordat ik mezelf altijd verschillende verhalen vertel.'

Dat de ervaring die je hebt als je naar het theater gaat, of een film of serie kijkt. Want als je met de personages niet een soort van empathie opbouwt, dan heeft het geen zin om naar ze te kijken. Je moet een beetje meevoelen met die mensen op het toneel of doek, alsof dat echte mensen zijn. Maar als je daarna weer naar buiten gaat, dan moet je ook weten: Dat was een toneelstuk. Dit is niet de wereld buiten. Misschien reflecteert het op de wereld buiten, maar er zit een deur tussen.

Als wij proberen om filosofisch te denken, dan is die manier van tegen jezelf in te denken te weten: ik wil een verhaal, ik heb het nodig, het is zelfs een psychologische behoefte van mij, van ons allen. Want wij zijn aapjes die verhalen nodig hebben. Maar het verhaal dat ik mijzelf vertel is maar een gedeelte van de waarheid. Het verhaal dat ik mijzelf vertel, doet me weliswaar op een bepaalde manier prettig voelen, maar het blijft alleen maar een verhaal.

En ik moet altijd sceptisch zijn tegenover het verhaal. Het moet een verhaal zijn dat altijd een open deurtje heeft naar andere verhalen, wat altijd de mogelijkheid in zich heeft tot verandering.