In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Volgens psychiater en filosoof Damiaan Denys wordt onze maatschappij beheerst door de angst. We worden daar zelfs zo door beheerst, dat we bang zijn geworden voor de angst.

Ik ben eens uitgenodigd door een bank in Barneveld, nadat we net een hypotheek hadden afgesloten, voor een ballonvaart. De zogenaamde Barneveldse Ballonfiesta. In het Spaans klinkt het ook wel iets gezelliger. Tenminste, dat moeten de organisatoren gedacht hebben. En dat is ook niet onterecht, want het gaat dikwijls niet door, door de Nederlandse weersomstandigheden. En ik moet zeggen: dat is pas triest. Al die half opgeblazen, kleurrijke ballen en reuzenkabouters die daar half geamputeerd in de motregen naar adem snakken te midden van het ontgoochelde publiek.

Maar toen ik er was ging alles de lucht in. En met z'n achten voeren we naar Apeldoorn. Jolig. Want ik moet zeggen luchtballonvaartpubliek, dat is altijd jolig. Dat hoort erbij.

Er zijn veel misverstanden over luchtballonvaarten. Van ver, op afstand, zie je altijd zo'n heel traag, vredig, rustig, lichtgewicht, maar als je daarin zit, is het een ongelooflijk lawaaierig, groot gevaarte dat eenmaal losgelaten, razendsnel de lucht in gaat. Ik heb geen hoogtevrees, dus ik genoot intens van al die kleine dingen daar beneden. Maar op een bepaald moment, op een bepaalde hoogte, toen het nieuwe er al een beetje af was – dat gebeurt bij mij redelijk snel, want ik ben snel verveeld – kreeg ik een merkwaardig soort gevoel.

Iets wat ik in m'n leven nog nooit had ervaren. Een soort van spanning. Een soort van drang. Een soort van rare, onbedwingbare neiging om uit die ballon naar beneden te springen. Ik moet zeggen: dat gevoel was niet eens zo onaangenaam. In een bepaald opzicht leek het ook wel bevrijdend. Een verlangen van mij om me zachtjes in de lucht te laten glijden. Aan de andere kant was ik wel bang dat ik het echt zou kunnen doen: springen. Dat iets, sterker dan mijzelf, mij uit die mand zou trekken, over die rand zou sleuren en de diepte in zuigen.

Dus ik stond daar een beetje in die luchtballon bleek te staren. Bleek, dat weet ik niet, maar ik denk dat het er zo uitzag. En dat gevoel werd steeds sterker. Dus ik stond in het midden van de luchtballon, en ik schuifelde naar de zijkant, zachtjes. Ik klampte met m'n handen de rand van die mand vast. Krampachtig, tot mijn knokkels er wit van werden. Om er zeker van te zijn dat ik niet zou springen. In angst. En ook in een rare soort van overtuiging dat als het dan toch zou gebeuren, dat die mand mij zou vasthouden. Ik stond een beetje zo naar de mensen te glimlachen die naar mij keken, uit beleefdheid, maar ik was helemaal alleen met mijn gevoel. Bang om toe te geven.

Het was alsof mijn leven door elkaar werd geschud. Alles rammelde. En ik had eigenlijk geen idee wie dat bepaalde. Ik niet, klaarblijkelijk. Wie ben ik dan, op dat moment? Als iets in mij zo'n drang forceert om te springen en ik moet mij daartegen verzetten… wat voor emotie is dat? Op zo'n grote hoogte staan en willen springen én niet willen springen. Gedwongen worden én weerstand bieden. Een soort van slaaf zijn, maar ook meester van jezelf, over je eigen leven.

In die luchtballon werd ik bevangen door de angst. Omdat ik besefte, toen ik mij aan de rand van die mand vasthield aan de rand van het leven, dat ik er een einde aan kon maken. Ik kon mijn bestaan gewoon opheffen. Ik heb niet bepaald om hier te zijn. Om er te zijn. Ik heb niet bepaald om geboren te worden. Ik heb zeker niet bepaald om zo te zijn. Vlaming, man, blank, allochtoon.

Maar daar, in die ballon, kan ik wel bepalen het te laten ophouden. Ik proef in die angst de mogelijkheid om alle beperkingen op te heffen. Ik proef in die luchtballon de angst: de mogelijkheid van de onmogelijkheid van mijn eigen bestaan. Omdat ik ook besef dat ik daar zelf niets over te zeggen heb. Maar iets in mij, in mijn lichaam, in mijn geest, dat bepaalt – onafhankelijk van mij. In de luchtballon overvalt die angst mij, omdat ik gewoon kan springen. Terwijl ik glimlachend naar beneden zit te kijken.

Het kan zomaar, als een detail in mijn leven. Alsof het er ook niet toe doet. Waardoor mijn springen en daarmee mijn eventuele dood en dus ook mijn hele leven, op dat moment voor mij wordt wat het feitelijk al is: alsof het er niet toe doet. Men zegt: angst is de duizeling van de vrijheid. Angst is de duizeling van de vrijheid, omdat ze mij als mens toont dat ik kan springen. Ik mag springen. Ik ben volledig vrij. Ik ben volledig autonoom. Ik kan doen wat ik wil. En toch verschijnt mijn vrijheid in angst. Die vrijheid, die verlamt mij. Want wij zijn ons niet bewust van de vrijheid. Als ze komt, dan zijn we verrast, dan zijn we ontsteld door haar omvang, door haar mogelijkheid.

Kijk naar je eigen leven. Wie weet er van de vrijheid? Je bent het vergeten. Je leeft een beetje zomaar, alsof. Altijd gewoon door, onnadenkend, in het ongewisse. Je voelt de vrijheid pas op het moment dat je haar mist. Als je bijvoorbeeld in het ziekenhuis belandt en je kan je niet meer bewegen. Of als je partner plotseling vertrokken is en je de kinderen van school moet halen.

Vrijheid komt tevoorschijn wanneer ze er niet meer is. Net zoals honger en dorst wakker worden als de bevrediging allang is verdwenen. Maar af en toe komt de vrijheid even langs. Voornamelijk als ons bestaan van buitenaf wordt bevraagd. Wanneer je 's nachts in het café zit, halfdronken, en een nieuw lief zich aan je opdringt. Of je ziet een nieuw huis dat je kunt kopen, of je krijgt een nieuwe baan aangeboden. Dan gloort de vrijheid en dient een nieuw leven zich aan. Maar, in gezelschap van angst.

Met het zicht op verlies van je controle en je zekerheid over je oude leven. Zelden, zoals geluk, komt vrijheid af en toe eens langs. En dan overvalt ze ons. Omdat wij mensen altijd een beetje willen oefenen voordat we het echt doen. Maar dan is ze alweer verdwenen.

Wij voelen in de vrijheid de angst, omdat de vrijheid absoluut is. Het is niet een beetje vrijheid, het is alle vrijheid. Ik ben zo vrij dat ik kan springen. Ik kan de dood kiezen, ik kan de dood verkiezen. Dat is absolute vrijheid. Dat wil zeggen dat niemand of niks tegen mij iets kan zeggen wat ik niet wil doen. Want ik kan altijd, als uiterste alternatief of als laatste mogelijkheid, beslissen niet aan die externe dwang toe te geven door mijzelf het leven te ontnemen. Dat is absolute vrijheid.

Absolute vrijheid gaat over een 17-jarig meisje in Nederland overleden aan de mazelenepidemie. Laten we zeggen: door een soort van Nederlands fundamenteel religieus denken. De Volkskrant kopte: 'Slachtoffer mazelen koos voor God.' Dat is absolute vrijheid. Slachtoffer mazelen, 17 jaar, koos voor God. Of was het misschien: 'Slachtoffer God koos voor de mazelen'?

Angst. De krant staat er elke dag vol van. Vandaag las ik het nog: 'Xtc, paniek voor de pil.' Onze maatschappij wordt beheerst door de angst. We zijn daar zelfs zo door beheerst, dat we bang zijn geworden voor de angst. Maar als we goed nadenken: is angst geen zegen? Is angst eigenlijk geen triomf?

Dat ze mij die immense vrijheid toont. Waardoor ik zelf kan leven en niet gedwongen wordt door een instinct, zoals bij de dieren dat zegt wat ik moet eten, wanneer ik moet gaan slapen, wanneer ik moet gaan drinken en waar, hoeveel wijfjes ik moet verleiden en welk nageslacht ik moet kweken.

Angst toont je die leegte, die mogelijkheid. Die openheid, die je zelf kan vervullen met je eigen verbeelding. Met je eigen fantasie, die even vluchtig als gekomen weer gaat. Je mag jezelf elke dag opnieuw maken. Je ziet jezelf 's ochtends in de spiegel en je bouwt een beeld op van jezelf, je neemt het met je mee. En 's avonds ga je slapen, en de dag erop kan het helemaal anders zijn.

Angst toont dat ik een mens ben. En dat ik kan zijn wie ik wil. Zelfs, zo nodig, springen.