Als Nederlandse Amerikaan worstel ik elke dag met de vraag: moet je Amerika haten of ervan houden? Want laten we eerlijk zijn: we all love to hate America.

Het allermooiste als je Amerikaans staatsburger wordt, is dat je dan echt mag klagen over dat kloteland Amerika, want je bent inmiddels staatsburger. Maar dat was ik nog niet in 2003, ruim 15 jaar geleden, toen ik naar Amerika ging. De liefde achterna, zoals dat dan heet.

Er was inderdaad een Amerikaanse vrouw, thans mijn vrouw, maar er was meer: ik was stiekem ook een klein beetje ambitieus en op zoek naar iets dat Amsterdam mij niet kon geven, maar New Amsterdam misschien wel. Ik was geïnteresseerd in die stad New York, en 'to make it in New York'. Iedereen heeft zo'n droom, denk ik, wat 'it' dan ook mag zijn.

Iedereen van heinde en verre, of het nu Amsterdam, Ohio of Oezbekistan is, komt naar New York 'to make it'. Dat was ik ook, ambitieus. Maar ambitieus in Amsterdam was voor mij altijd wat ingewikkeld. Want Amsterdam is een dorp en iedereen denkt je te kennen, dus iedereen let op je. Mensen beoordelen je, zeggen: 'Rustig aan. Doe maar gewoon, dat is al gek genoeg.'

In New York nobody knows who you are. Niemand kent je, niemand beoordeelt je, niemand staat op je te wachten. New York is onclaimbaar, een soort rots in de branding, iedereen probeert daar wat. Het lukt maar heel weinigen. It's a town where nobody fucking cares. Dus iedereen gaat meteen ambitieus aan de slag. Je moet New York zien als een soort podium. Waar iedereen van heinde en verre komt om een kunstje te vertonen. Of dat nou journalistiek is of auto's verkopen, dat maakt niet uit. Onroerend goed, televisie, president worden, kan allemaal.

Maar je komt er naartoe met een soort droom, denk ik. En je moet een zekere ambitie hebben. Wat dat betreft is New York net als andere grote steden. Daar gaan ambitieuzen naartoe. Maar New York trekt net iets harder aan jou en je ambitie, probeert het uit je te trekken. Een beetje zoals Frank Sinatra altijd zegt: If you can make it there, you can make it anywhere.

Een beetje ouderwets en versleten, maar dat nummer is nog steeds het volkslied van New York omdat het de stad zo mooi belichaamt. Wat je te doen staat als immigrant als je aankomt in Amerika. Als je naar de stad gaat – vroeger vanaf een schip wat langs het Vrijheidsbeeld voer, tegenwoordig vanaf vliegveld JFK – dan moet je jezelf opnieuw uitvinden. Dat heeft regisseur Paul Verhoeven me ooit zo uitgelegd, als mede-emigrant toentertijd nog. Je kunt niet jezelf blijven. Nobody cares for Dutch: je moet jezelf opnieuw uitvinden als New Yorker. Of zoals Paul Verhoeven in prachtig Engels tegen mij zei: 'Don't be yourself, being yourself is highly overrated.' Pas je aan aan de Amerikaanse markt, go with the flow. Want dat is het enige waar Amerikanen in geïnteresseerd zijn: de markt. Doe iets wat daar relevant is.

Je zou ook kunnen zeggen, als The Godfather: dat je met een schip aankomt zoals 100 jaar geleden en dat je daar als Don Vito Andolini op staat. In The Godfather II gaan ze terug in de tijd en bij aankomst op Ellis Island zegt de ambtenaar dan 'what's your name, son'. Vito Andolini zegt niets, dan kijken ze op zijn bordje en dan staat daar Corleone. Daar komt hij vandaan, maar zo heet hij niet. En op dat moment wordt hij een ander persoon, want Vito Andolini wordt letterlijk in één keer Vito Corleone. 'Next!' Net zoals in de sandwichfabriek in Amerika. Hop, volgende.

Vito Andolini is Vito Corleone. Dat is het doel van elke immigrant, ook van mij, maar zo makkelijk is het niet. Maar goed, je krijgt het idee dat je iets moet doen, iets moet presteren. Ik ging dus de liefde achterna, maar ook iets anders. Ik wilde het maken, en mijn vrouw had bedacht dat het na drie maanden tijd was voor mijn vuurdoop. Dat ik als een soort Weense debutante op het Spring Ball zou worden geïntroduceerd. Niet aan mijn New York, maar aan het echte New York. Ik woonde met mijn vriendin in Greenwich Village. Dat is niet het echte New York, dat is The Village – de buurt op Manhattan waar Bob Dylan groot werd. Waar bohemians en artiesten wonen. Waar mensen aan muziek doen, waar John Lennon toen hij net aankwam in New York woonde. Maar dat is niet het echte New York.

Het echte New York is New York boven midtown. In mijn geval de Upper Eastside. Daar moest ik naar een fancy dinner, mijn eerste echte diner, en ik was een beetje nerveus. Ik wist dat men zou vragen, want dat vraagt men de hele dag in Amerika: 'What do you do?' Ik was net drie maanden in New York, kon niet werken, had geen visum. Althans een toeristenvisum, maar ik had dus niets te doen. Dus ik had mijn eigen baantje verzonnen, waar ik voor de Universiteit van Amsterdam heel ingewikkelde praatjes, ofwel trans-Atlantisch overleg, zou moeten houden met New York University. Er zou een samenwerking komen tussen beide universiteiten zijn en er zouden sprekers over en weer gaan.

De Brainwash Talk van Michiel Vos

Ik had Ayaan Hirsi Ali uitgenodigd, toen nog een grote hit. En Frits Bolkestein. Zij zouden worden overgevlogen naar New York en mensen daar bijpraten over Europese politiek en de gang van zaken. Allemaal heel hoogdravend en intellectueel. Tijdens dat diner werd ik neergezet naast een man die – New Yorkser kan het niet – groot en zeer rijk was geworden in onroerend goed. Want daarin wordt iedereen rijk in Amerika, vraag het maar aan de president. Die man zat naast mij als een soort beoordelaar van alles in New York. Hij was de man die wist wat New York was, hij was New York. Hij was 'if you can make it there, you can make it anywhere'.

Hij in een krijtstreeppak, ik een heel goedkoop pak, want ik kwam net uit bohemian the village. Naar de Upper East Side, de buurt boven 59th Street waar lakeienliften bedienen, waar nanny's met perfect blonde kindertjes door Central Park lopen. Ik werd naast die man aan tafel gezet, en hij vroeg natuurlijk als eerste: 'So son, what do you do?' Dus ik moest het 'faken' op dat moment, ik moest het spelen. Ik dacht aan Paul Verhoevens les en aan andere lessen: Je moet het proberen, je moet het acteren. Je moet een verhaal spinnen, want dat vergt New York van je. Maakt niet uit wie je bent, als je maar een nieuw iemand uitvindt. Je wordt niet Amerikaan, je speelt Amerikaan, en op gegeven moment ben je Amerikaan.

Door al dat acteren ben je niet helemaal jezelf meer. Maar Paul Verhoeven had gezegd: 'Don't be yourself.' Dat is zo Nederlands, om jezelf te zijn. Onzin, in Amerika moet je iemand anders worden. Dus ik vertelde breeduit aan die man met zijn gouden das, die geen idee had wie Hirsi Ali en Bolkensteen waren, en hij keek me zo beleefd aan. Ik zat daar als een soort Leonardo DiCaprio in Titanic, als hij Kate Winslet net van het dek gered heeft. Die avond wordt hij uitgenodigd in zijn geleende rokkostuum aan tafel met de grote familie. En dan moet hij het faken. Want hij is niet rijk, heeft niet eens een kaartje om op die boot te zitten. Maar dan moet hij opeens een belangrijke jongen spelen aan tafel. Dat deed ik ook.

Dus ik was niet meer mezelf, maar iemand anders geworden. En ik vond het nog leuk ook. Deze man luisterde naar mij, hij boog zich voorover, greep naar zijn perfect gekoelde glas witte wijn, en hij zei: 'Debates, intellectual debates? Now son, is that a money-maker?' Dat was een 'devastating moment', zoals mijn vrouw dat noemt, want het was in één keer duidelijk dat ik volledig verkeerd zat. Hij was totaal niet onder de indruk, want ik was vergeten dat Amerikanen heel plat maar in één ding geïnteresseerd zijn: geld verdienen.

Dat is het enige wat ze echt goed kunnen, verkopen. Het zijn gewoon 320 miljoen verkopers bij elkaar, en het beste wat ze verkopen is Amerika zelf. 'America is not a country, it's just a business', zegt Brad Pitt in een film. En hij heeft zoals altijd volledig gelijk. Dat had ik niet beseft, ik zat nog de Europeaan te spelen. Ik had nog niet volledig de Paul Verhoeven-swing gemaakt naar: je moet gewoon iemand anders spelen, Amerikaan zijn. Nee, dat was dus geen money-maker natuurlijk, dus ik ging af, huilend naar huis. Mijn Weense debutantenbal was niet geworden wat ik hoopte.

Fast forward vijf jaar later, kwam ik dezelfde krijtstreep onroerendgoedmakelaar weer tegen. Dit keer in mijn New York, in Greenwich Village, het Dorp. Denkend aan Amsterdam, ook een dorp. Daar kwam ik hem tegen, en hij zag er wat haveloos uit. Hij was de ingetrouwde partner van een vrouw met een enorm fortuin uit een onroerendgoedfamilie. En nu had heel New York meegesmuld van hun echtscheiding. Wie kreeg de Jeff Koons van 1,8 miljoen, hij of zij? Plaatselijke kranten hadden zich er dagelijks over opgewonden. Hij miste zijn oude ik met het krijtstreeppak. Hij zei: 'Als je echt Amerikaan wilt worden, kijk dan de film The talented mr. Ripley, waar Matt Damon een ander veinst te worden.' En toen besloot hij met de woorden van Anthony Minghella, de regisseur van die film: het prachtige devies, niet voor een Nederlander, maar wel voor elke Amerikaan: 'It's better to be a fake somebody, than to be a real nobody.' Als Amsterdammer zeg ik dan: daar ben ik het niet mee eens, maar als Amerikaan zeg ik: daar ben ik het 100 procent mee eens.