In Brainwash Talks van Human delen invloedrijke denkers, schrijvers, kunstenaars en wetenschappers verrassende ideeën voor persoonlijke en maatschappelijke problemen. Deze keer actrice Romana Vrede die zich herkent in een strijd die 100 jaar geleden al gevoerd werd door Claude Cahun.

Claude Cahun. Wie kent haar niet?

Ik kende haar niet. Claude Cahun, ofwel Lucy Renée Mathilde Schwob. 1894, Nantes, Frankrijk. Schrijver, fotografe, surrealist, activist, performer, verzetsstrijder. Cahun speelde met gender in haar zelfportretten. Schoor haar hoofd kaal, een halve eeuw voordat Vivienne Westwood dat deed – en die stopte bij haar wenkbrauwen. Ze is een grondlegger van lesbisch activisme.

Waarom ken ik haar niet?

De geschiedenis wordt geschreven vanuit een mannelijk perspectief. Ik, mijn vrienden, vechten voor exact hetzelfde waar zij 100 jaar geleden voor vocht. Vrijheid om niet enkel om en op je geslacht aangesproken of gezien te worden. Het recht om als androgyn door het leven te gaan. Vrijheid, zelfs het recht om depressief te zijn.

Er is een nieuwe trend – nieuw lijkt het – om je naam geslachtsvrij te maken. Claude Cahun en haar partner Marcel Moore veranderden rond 1920 al hun naam. Maakten die geslachtsvrij. Als ik van haar had gehoord, dan was het nu niet zo raar geweest.

Ze is verliefd geworden op haar zusje. Lovers first, sisters later.

Claude zegt: 'Ik ben nogal zwak. En mijn partner, Marcel, is gewoon, doorgaans sterk, betrouwbaar. Mijn vader stuurt mij, omdat ik Joods ben, uit angst voor het antisemitisme, naar een kostschool in Engeland. Mijn moeder wordt om haar aandoening – nu zouden we het schizofrenie noemen – opgenomen in een instelling. Ik heb mijn moeder niet of nauwelijks gekend. Na de kostschool vraagt mijn vader aan Marcel Moore, toen nog Suzanne Alberte Malherbe, of ze op mij wil letten. Ze is nogal zwak. Niet wetende dat we dat al deden: 'op elkaar letten'. Met onze lichamen, onze lippen, onze vingers.'

Claude kampte met een aantal verslavingen. Aan ether. 'Mijn huid ruikt naar ammoniak. Dat mijn vader dat niet ruikt.' Dan viel ze soms in extase flauw. Uithongering ook. 'Ja maar, ik hou van het gevoel dat het me geeft. Het helpt me bij het schrijven.' En opium. Zelfmoorden. 'Ja, pff... Ik heb een paar druppels in m'n Chateau d'Yquem gedaan. Goed, een beetje te veel. Ik denk dat ik dezelfde ziekte als m'n moeder heb. Ik eet niet. En ik heb het gevoel dat ik besta, omdat Marcel naar mij kijkt.

'Mijn vader vindt mij buiten bewustzijn in m'n slaapkamer vanwege een ether-opiummix. Hij raakt in paniek. Dus Marcel sluit een pact met mij en ik noem het: chantage.' Ze zegt: 'Ik weet dat je niet wil. Ik weet dat je niet kan. Dat je gek bent, wellicht. Maar hou de rest gewoon voor de gek. Just fool them, Claude. Dan laten ze ons met rust.'

'Ik zal leven omdat zij dat vraagt.' Een ongezonde relatie, zouden we dat nu noemen, te afhankelijk. 'Maar weet je, dat is de basis van onze relatie. Zij weet wat ik ben en wat ik ben, dat zullen we verbergen of vormgeven. In onze portretten, in mijn schrijven, in onze performances.'

Claude en Marcel verhuisden naar hét Parijs van de jaren 20. Hét Parijs van de surrealisten, van Breton, Michaux, Dalí, Gertrude Stein, Alice B. Toklas, Sylvia Beach. Vrouwen in rollen van mannen omdat alle mannen dood waren. Het Interbellum. 'We reden auto, droegen broeken, hadden banen, waren lesbisch. Mijn moeder overlijdt, mijn vader trouwt de moeder van Marcel. Lovers first, sisters later. In een café vieren we onze dubbele liefde met bubbels.' 'Maar niet te luid', zegt Marcel. 'They don't get us.'

Parijs: déambulation, wandelen. Drijven, zo je wilt, door de stad. Openstaan voor allerlei ontmoetingen en ontdekkingen. 'Ik haat het woord 'onbedoeld', of: 'O, dat was niet de bedoeling.' Alsof het per ongeluk is dat wat we niet willen dat gebeurt – dat dat gebeurt. Zie, zoek, vind de schoonheid daar waar je niet verwacht.' #Who's afraid of Charlie Stevens.

Of: 'Een droom? De werkelijkheid van een droom is net zo waarachtig als de werkelijkheid van dit leven. De wetten van deze wereld zijn van evenveel belang als de wetten van een droomwereld. – Mijn derde zelfmoordpoging.'

'Dadaisme, automatisch schrijven. Neem een zin, dat is heel bevrijdend. Daar kan je mee spelen, er is niet een norm. Woorden zijn een compromis. Zodra we iets benoemen, verliezen we een communicatie die voorbij taal gaat.' Wederom: #Who's afraid of Charlie Stevens.

Ether zet ook de poorten van het brein open. 'Feminien, masculien, ik kan het allebei... maar onzijdig, daar voel ik me thuis.'

'Marcel fotografeert mij. In de straten van Parijs. Diversiteit in gender, kleur, seksualiteit. Ze dachten vaak dat ik de zoon van Marcel was. Wij zijn een performance. De kranten spraken al van zwermen joden. We moeten verhuizen.'

'Mannen zeiden over ons: 'Het zijn amateurs. Ze ontwikkelen niet eens hun eigen foto's. Werken op een oude Kodak-camera die Claude op haar 15e verjaardag van haar vader kreeg.' Ach, mannen...'

De Tweede Wereldoorlog breekt uit.

'We verhuizen naar Jersey, een eiland ten zuiden van Engeland. En we beginnen als verzetsstrijders. Maar: poëtisch verzet.'

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Claude Cahun in 1927 (foto: Jersey Heritage Collections).

Ik, Romana, fantaseer weleens dat mij op een bepaald moment wordt gevraagd of ik de wereld wil redden. En ik zal dat dan doen. Met kunst. Alsof alles wat ze gedaan hebben hiertoe leidde. En we noemen het: De soldaat zonder naam. Onze propagandacampagne.

Claude Cahun: 'We geven de Duitsers iets om over na te denken. Beter dan ze neer te schieten of bommen te plaatsen. We maken collages, pamfletten. Steken, verstoppen ze, in hun jaszakken, en op plekken waar de Duitsers komen. Een paar slogans geschreven uit naam van de zogenaamde Duitse soldaat zonder naam die twijfelt. Kijk, niet alle Duitse soldaten zijn nazi's. We kunnen de mens onder het uniform aanspreken door hem aan het woord te laten.'

'Op willekeurige én onwillekeurige plekken laten we poëzieslogans achter die verwarring en chaos binnen de troepen creëren. 'Jezus is groot, Hitler is groter.' En: 'Jezus gaf zijn leven voor ons, de mensen geven hun leven voor Hitler.'

'Marcel maakt de collages, ik de teksten. We laten de pamfletten achter in hun boeken, in hun auto's, voor hen om te vinden. We zijn niet verdacht, want we zijn al oud. Hoe twee vrouwen van middelbare leeftijd de Duitsers doen geloven dat het verzet op het eiland Jersey door een grote groep strijders wordt gedaan. Door mannen waarschijnlijk.'

'Tegen het einde van de oorlog worden we eindelijk gearresteerd. We pogen zelfmoord. We hebben pillen. In de truck naar de gevangenis nemen we ze. Samen. We nemen afscheid van elkaar. De zelfmoorden mislukken. Te kleine doses voor ons beiden. Los van elkaar. Zonder te weten dat de ander niet dood is. Na maanden ondervraging: 'Wie is jullie leider? Geef ons de namen van jullie leiders. Wie zijn de mannen die het verzet leiden?' Worden we eindelijk vrijgelaten.'

'Een nacht jaren na de oorlog druk ik een mes op Marcels hals.' Marcel schrikt wakker. Weet wat te doen, maar kent dit niet. Zelfmoord ja, maar moord… Dat Claude haar wil vermoorden.

'Ik kan sterven als jij eerst dood bent. Jij laat mij gaan als jij eerst gaat. De reden waarom ik nog leef, Suzanne... – We waren weer Lucy en Suzanne.' Marcel zegt: 'Kom, we gaan wandelen.' We wandelen heel de nacht. Totdat ik vergeet dat ik dood wil. Maar dan moeten we lang wandelen. Tot de zon opkomt. Ik ben moe, ik wil naar huis. We wandelen nog even door. Maar hoe lang dan nog?'

'Totdat je vergeet dat je dood wilt.'

Claude sterft in een ziekenhuis, jaren daarna. En Marcel is uiteindelijk degene die zelfmoord pleegt. Op haar 72e.

Lovers first, sisters later.