Marine kan zich de dag waarop ze hoorde dat ze in Nederland mocht blijven nog goed herinneren. Ze kwam samen met haar broertje van zwemles, en haar moeder wachtte de kinderen in tranen op met het goede nieuws. Marine zat in groep 5, en haar klasgenootjes en de juf leefden met haar mee. Zij zeiden opgetogen: 'Je bent nu gewoon een Nederlander!'
Dat bleek alleen niet zo te zijn. Als onderdeel van het generaal pardon in 2007 mocht Marine, met 27.500 anderen, voorgoed in Nederland blijven. Mensen die voordien een verblijfsvergunning waren geweigerd, kregen die toch toegekend, op voorwaarde dat ze voor april 2001 hun eerste asielverzoek hadden ingediend, geen oorlogsmisdaden hadden begaan en geen strafblad hadden.
Maar ondanks dat deze mensen nu een verblijfsvergunning op zak hadden, bleek het voor een groot deel van de groep onmogelijk om de Nederlandse nationaliteit te krijgen. Net als Marine kunnen meer dan 10.000 mensen nog altijd geen Nederlands paspoort krijgen, omdat zij na aangescherpte regels eerst een paspoort en een geboorteakte moeten kunnen overhandigen. En dat is niet zo simpel als het lijkt.
Na dit gesprek werd bekend dat Marine toch een paspoort krijgt. Staatssecretaris Ankie Broekers-Knol besliste deze week dat minderjarige asielzoekers die door het generaal pardon uit 2007 in Nederland mochten blijven, zoals ook Marine, in aanmerking komen voor een paspoort. Een opluchting, maar een met een bittere bijsmaak, omdat het overgrote deel van de groep alsnog buiten de boot valt. 70 procent van ruim 10.000 mensen komt namelijk alsnog niet in aanmerking voor een paspoort, omdat ze in 2007 meerderjarig waren. Dat maakt dit interview onverminderd actueel.