Te lang duurde het, een jaar dat velen liever hadden overgeslagen. Maar 2020 is meer dan corona en mondkapjes. Genoeg om op terug te kijken. We vroegen denkers om een brief te schrijven aan het jaar dat (bijna) achter ons ligt. Deze keer filosoof Stine Jensen.

Lief 2020,

Je bent bijna voorbij, we tellen je af tot Kerst.
Maar eerst tel ik je terug.

Je begon wreed. Op 1 januari 2020 nam je het leven van mijn vader in Kopenhagen. Er was vuurwerk en geknal in de stad. Januari was voor mij een maand van rouw.

Lief 2020, ik begon net weer een beetje mee te doen, en toen kwam corona. Alles was anders. We wisten toen nog niet dat dit de rest van het jaar zou gaan duren, dat het een lang jaar zou gaan worden van niet meer knuffelen. Een jaar van veel thuisblijven. Een jaar van kwetsbaarheid. Een jaar waarin alles anders was dan anders. Surreëel in de overtreffende trap.

Een lang jaar van niet meer knuffelen, van veel thuisblijven, van kwetsbaarheid. Waarin alles anders was dan anders. Surreëel in de overtreffende trap.

Er was eens, lang, lang geleden, een huis met een tafel en daarop stond een rood houten adventvarken met vier kaarsen. Dat huis was mijn thuis. Vanaf de eerste zondag in december brandden we iedere zondag één kaars. Tot kerstavond. Midden in de huiskamer stond een kerstboom met eigengemaakte papieren harten erin, Deense vlaggetjes als slinger, zelfgebakken koekjes als kerstballen. En échte kaarsjes.

Op onze kamer hadden mijn zus en ik een eigen kerstboompje. Helemaal voor ons zelf. Alles precies hetzelfde als in de huiskamer maar dan mini. Kleine rood-witte hartjes erin, Deense vlaggetjes, zelfgebakken koekjes en kleine kaarsjes. Op kerstavond werd er rond de boom gedanst met familie, terwijl we kerstliederen zongen uit een speciaal kerst-zangboekje. Dejlig jul. Heerlijke kerst. Kerst voor de Denen begint met aftellen, van vier kaarsen naar de laatste.

Lief 2020, toen ik klein was dacht ik altijd dat kerst bij iedereen thuis precies zo ging als bij mij thuis. Dansen rond de kerstboom, iedereen zijn eigen kerstboom op de slaapkamer, echte kaarsjes in de boom, aftellen met vier kaarsen.

Kaarsen

Maar als er Nederlandse gasten over de vloer waren, viel me iets op. Dat dansen rond de kerstboom was wel een dingetje. Sommige Nederlanders gingen er een beetje een polonaise van te maken, niet als culturele toe-eigening, maar meer om het ongemak van nabijheid aan te kunnen. Want niet hossen, maar samen langzaam bewegen om een kerstboom, dat heeft iets heel intiems. Je pakt elkaars handen vast, en dan ga je bewegen op een ritme, samen zingen. Dat intieme is van de aanraking heeft iets liefs. Iets kwetsbaars. De gasten in je midden worden een beetje familie die avond.

En er kwamen, van Nederlanders, altijd, heel veel vragen over die echte kaarsjes. Over brandveiligheid en kleine kinderen, spelen met vuur. Een gesprek over echte kaarsjes als ijsbreker.

Er bestaat een bekende meditatie, de kaarsmeditatie, waarin je in een vlammetje staart, en zo tot rust komt. Je stelt je voor dat jij het licht in- en uitademt. Op een gegeven moment vervalt de afstand tussen jou en de vlam. Jij en de vlam zijn één. De kerstverlichting, dat zijn wijzelf.

Lief 2020, dit jaar is alles anders. Met vreemden dansen rond de kerstboom, dat kan niet op anderhalve meter. Er hangt een somberte, een donkerte over het land, een die velen nu met kerstdecoratie willen compenseren. Consumentisme of niet, kerstdecoratie, daar ben ik helemaal vóór.

Ik weet niet wat jij hebt meegemaakt het afgelopen jaar, aan verdriet, verlies, of pijn. Ik las dat een stervende zoon zijn gezin had getroost met de volgende woorden: 'Hoe donker de tunnel ook is, je kunt er altijd een lichtjes ophangen.' (Marc de Hond).

Lief 2020, we zwaaien je uit op 31 december. Dan komt 1 januari 2021. En dan is het precies een jaar geleden is dat ik mijn vader verloor. Lieve papa. Dit was het jaar van corona, maar vooral het jaar van het verlies van jou.

Ik wens iedereen vanaf deze plek een intieme kerst toe. Wees een beetje lief voor elkaar. Jeg ønsker jer en dejlig jul.