'Waarom zijn er nog steeds rassentheorieën, na alles wat er in de twintigste eeuw gebeurd is?' Die vraag wordt mij gesteld door de Amerikaanse antropoloog Jonathan Marks, een academicus waar menigeen zich toe wendt voor helderheid als het gaat om racisme in de wetenschap.

Zijn antwoord is ondubbelzinnig: 'Omdat het een belangrijke politieke kwestie is. En er zijn machtige krachten ter rechterzijde die onderzoek naar menselijke verschillen financieren, met het oog op het vaststellen van die verschillen als basis voor ongelijkheid.' Uiteindelijk is politiek altijd een aspect van wetenschap, net zoals dat helemaal in het begin het geval was. Ooit was er de achtergrond van slavernij en kolonialisme, toen waren het immigratie en segregatie, en nu is het de rechtse agenda van deze tijd. Nativisme blijft een probleem, maar er is ook sprake van een reactie tegen de grotere inspanningen om de rassengelijkheid in multiculturele samenlevingen te bevorderen. En net als voorheen is de boodschap van degenen met racistische bedoelingen voorzichtig op maat gemaakt, zorgvuldig vormgegeven om op de populistische angsten in te spelen, terwijl ze tegelijkertijd logisch en redelijk klinkt.

In zijn communicatie met mij gebruikt de Duitse biochemicus Gerhard Meisenberg (de huidige hoofdredacteur van Mankind Quarterly, een opruiend tijdschrift voor rassenwetenschap) bijvoorbeeld het woord 'cultuur' naast het woord 'ras' alsof ze volledig inwisselbaar zijn, in het besef dat de meeste mensen tegenwoordig veel waarde hechten aan culturele grenzen en die ook respecteren, zelfs als ze het bestaan van biologische rassen niet erkennen.

'Zonder veel selectiviteit op het gebied van de migratie, worden alle landen van de wereld gehomogeniseerd, niet alleen op het gebied van hun bekwaamheden, maar ook op het gebied van de cultuur en al het andere. Landen gaan meer op elkaar lijken,' schrijft Meisenberg. Hoe tragisch zou het zijn als de hele wereld er overal precies hetzelfde uit zou gaan zien. Op een logisch niveau weet hij niet te verklaren hoe we, als rassen vast en onveranderlijk zijn op de manier waarop hij denkt dat ze dat zijn, uiteindelijk allemaal hetzelfde kunnen worden door te migreren. Maar daar gaat het niet om. Oppervlakkig gezien, in het voorbijgaan, klinken zijn zorgen bijna redelijk, op dezelfde manier als de eugenetica zo rationeel en aantrekkelijk klonk voor progressieve sociale hervormers aan het begin van de twintigste eeuw. Wie kon er toen iets hebben tegen het streven naar een gezondere, sterkere bevolking? Wie zou er vandaag iets tegen landen en groepen kunnen hebben die hun verschillende culturen in stand willen houden?

Wetenschapsjournalist Angela Saini

Ras is altijd al een wezenlijk politiek onderzoeksgebied geweest, en het idee zelf is geboren uit een bepaalde wereldorde. Dus het is geen verrassing dat degenen die zich met dit soort onderzoek bezighouden uiteindelijk altijd weer op dezelfde plek uitkomen, zoals ze dat al eeuwenlang doen. Als ze op zoek zijn naar menselijke diversiteit, hoe objectief ze ook beweren te zijn, kunnen ze het niet helpen de vraag te stellen wat de verschillen die zij denken te zien voor de samenleving betekenen. Dit is de reden dat de rassentheorie zo vaak gepaard gaat met speculaties over de oorzaken van de economische en sociale ongelijkheid. Een veel voorkomend thema onder de hedendaagse rassenrealisten is hun geloof dat, omdat er nu eenmaal raciale verschillen bestaan, programma's rond diversiteit en gelijke kansen – bedoeld om de samenleving eerlijker te maken – gedoemd zijn om te mislukken.

'Voor zover ik het begrijp, is een op ras gebaseerd beleid van dit type door veel Amerikaanse instellingen sinds de jaren zestig of zeventig geadopteerd, en werd dit aanvankelijk gerechtvaardigd als iets dat nodig was om de achterstanden te compenseren die zwarten en sommige andere minderheden hadden opgelopen in de tijd vóór de wetgeving inzake burgerrechten,' zegt Meisenberg. 'Vandaag, vijftig jaar later, is die oude redenering niet langer geloofwaardig.' In plaats van in dit beleid te investeren, zo lijkt hij te betogen, moeten we de ongelijkheid accepteren als een biologisch feit. Als er niet snel genoeg een gelijkwaardige wereld kan worden bereikt, zien de rassenrealisten dat niet als het gevolg van een langere of zwaardere route daarheen dan we ons hadden voorgesteld, maar als gevolg van een permanente wegversperring die veroorzaakt wordt door het feit dat we diep vanbinnen niet hetzelfde zijn.

'We hebben hier te maken met twee hardnekkige misvattingen,' vervolgt Jonathan Marks. De eerste is dat de menselijke soort bestaat uit een klein aantal afzonderlijke rassen, ieder met hun eigen verschillende eigenschappen. 'De tweede is het idee dat er aangeboren verklaringen zijn voor de politieke en economische ongelijkheid. Wat je eigenlijk zegt is dat er ongelijkheid bestaat, maar dat die geen weerspiegeling is van een of ander historisch onrecht. Wat deze jongens proberen te doen is de wetenschap te manipuleren om denkbeeldige grenzen op te werpen voor de sociale vooruitgang.'

Volgens Marks moet het recept dat tegen deze pathologie moet worden ingezet radicaal van aard zijn. In de wetenschap houdt het verbieden van om het even welk soort onderzoek – gefinancierd en ethisch goedgekeurd – een risico in voor de academische vrijheid. Hij oppert in plaats daarvan dat mensen die 'de resultaten niet kunnen accepteren dit onderzoek niet zouden moeten uitvoeren... We willen niet dat racisten zich met de menselijke diversiteit bezighouden, omdat dat niet werkt. De vraag is dus niet "moet dit onderzocht worden?", de vraag moet luiden wie dat dan moeten doen en hoe ze geaccrediteerd moeten worden, of hoe ze gescreend moeten worden.'

Zijn betoog is dat omdat dit veld altijd beïnvloed zal blijven worden door de politieke overtuigingen van de wetenschappers, het dan zeker zinvol is om mensen dit onderzoek te laten doen die niet uit zijn op verdeeldheid en vernietiging, en wier doelstellingen niet in strijd zijn met wat de samenleving als geheel moreel aanvaardbaar vindt.

Voor anderen klinkt dit te zwaar. De psycholoog William Tucker bijvoorbeeld, wiens minutieuze werk het Pioneer Fund (een particuliere stichting die zich bezighield met de verspreiding van informatie over menselijke erfelijkheid en eugenetica) aan de kaak hielp stellen, evenals de wetenschappers die door het fonds werden gesteund, onderschrijft de vrijheid van iedereen om welk onderzoek ook te doen – zelfs het soort onderzoek dat hij verafschuwt. 'Mensen hebben het recht om het geld van Pioneer aan te nemen; ik zou niet graag willen dat ze van dat recht beroofd werden. Tegelijkertijd vind ik dat hun beslissing om dat te doen vreselijk is en zal ik alles doen wat in mijn vermogen ligt om hen te overtuigen van de dwaasheid van zo'n koers,' zegt hij tegen me.

Maar in principe is het probleem niet de wetenschap zelf. Als het beperkt zou blijven tot de academische wereld, zou het soort materiaal dat verschijnt in Mankind Quarterly en andere gelijkgestemde publicaties vrijwel geen effect hebben, omdat de mainstream-wetenschappers het bijna volledig negeren. Het heeft gewoon niet genoeg wetenschappelijke waarde. Op ideologisch gebied accepteren de meeste onderzoekers vandaag de dag dat het weinige dat we over de menselijke diversiteit weten niet mag worden gebruikt om te dicteren hoe we mensen in de echte wereld behandelen. En het mag zeker niet worden gebruikt om het beleid te bepalen.

Het probleem zit hem in de manier waarop deze ideeën worden gebruikt en misbruikt in de samenleving in het algemeen, en hoeveel aandacht ze krijgen van het publiek en de machthebbers. De naziwetenschappers die het programma van 'raciale hygiëne' van hun regime uitvoerden, beschikten alleen over een gammel wetenschappelijk raamwerk ter rechtvaardiging van de vernietiging van miljoenen. Hetzelfde gold voor degenen die gebruikmaakten van de wetenschap om slavernij, kolonialisme en segregatie te verdedigen. En het geldt vandaag de dag ook voor degenen die zich aan de randen van het politieke spectrum bevinden. Niets is verleidelijker dan een mooie reeks gegevens, één enkele Gauss-curve, of een wetenschappelijk onderzoek waar schijnbaar peer-reviews aan te pas gekomen zijn. Iets kan immers niet racistisch zijn als het een 'feit' is.

Voor degenen die een politieke ideologie willen verkopen, wordt de wetenschap (zoals die is) een rekwisiet. De gegevens zelf doen er minder toe dan de manier waarop ze gebruikt kunnen worden. Marks waarschuwt me dan ook dat degenen waar je echt voor moet uitkijken degenen zijn die je vertellen dat ze vrij zijn van vooringenomenheid, en die beweren dat ze een speciale, onpartijdige claim op de waarheid hebben. 'Als iemand je vertelt dat hij objectief of apolitiek is, moet je op je tellen gaan passen. Omdat je op het punt staat bedonderd te worden.'

Dit is een voorpublicatie uit Angela Saini's boek Superieur. De terugkeer van de rassentheorie. Lees verder op de site van Uitgeverij Ten Have.