"Het gaat slecht, maar verder gaat het goed.” Met dat citaat uit De Avonden van Gerard Reve omschrijft psychiater Dirk De Wachter zijn toestand, nu er een jaar geleden kanker bij hem geconstateerd werd. Hoe ondergaat de man die stelde dat de mensheid het ongeluk moet omarmen dit slopende proces? En: heeft de ziekte zijn denken veranderd?

Hij werd geboren in een land waar geen oorlog is. In een land waar geen hongersnood was. Hij kon, kosteloos bijna, naar school gaan. Hij kon studeren, voor het mooiste beroep dat er is. Allemaal chance, zegt psychiater en relatietherapeut Dirk De Wachter. Hij heeft er niets voor hoeven doen. “En mijn grootste chance is dat ik graag gezien was. Mijn ouders hebben het kindje dat ik toen was met open armen ontvangen. Door die basic trust, zoals ze dat in de psychologie noemen, kan ik mij in lastige tijden gedragen voelen.”

En lastige tijden zijn het. Vorig jaar zomer werd de diagnose gesteld – uitgezaaide kanker. Er volgde chemotherapie en een zware operatie, waarvan hij herstellende is. Gedurende zeven donderdagen interviewde regisseur Anne Christine Girardot De Wachter en tekende zijn ziekteproces op in de Brainwash Special: Donderdagen met Dirk De Wachter (18 december 23:40 uur NPO 2). 

"Ondanks, maar ook dankzij de miserie ben ik in het voorbije jaar best een gelukkig mens geweest."

Dirk De Wachter
Hoe gaat het met je?

“Het gaat redelijk, ik leef nog. Dat is alvast heel aangenaam. De chemo is een aantal maanden achter de rug, maar de bijwerkingen blijven nog even sterk aanwezig. Vermoeidheid, wat voor deze onvermoeibare mens een beetje nieuw is. Tintelingen en gevoelloosheid in armen en voeten, wat onhandig is bij het lopen en schrijven. Maar goed, daar leven we mee. Zolang we bijwerkingen hebben, hebben we leven. Het lastigst te dragen is de mogelijkheid van de dood, die als een wolk boven mijn horizon hangt. Gemiddeld is na vijf jaar veertig procent van de mensen met mijn diagnose nog in leven. Dat is een bangelijk cijfer, dat af en toe door mijn hoofd spookt. Dan denk ik: laten we maar heel gelukkig zijn, want ik moet mijn tijd goed gebruiken.”

Lukt dat een beetje, gelukkig zijn?

“Wat ik nu ga zeggen, klinkt een beetje raar. Het afgelopen jaar was natuurlijk vreselijk met de bijwerkingen, medische toestanden, misselijkheid en de pijn, die ik niemand aanraad, maar ik ben het voorbije jaar ook best een gelukkig mens geweest. Ondanks de miserie en ook dankzij de miserie, omdat ik zo’n liefdevolle omgeving heb gekend. Zo veel mensen hebben mij bijzonder zorgzaam en vriendelijk gesteund: mijn geliefde, kinderen, goede vrienden, maar ik werd ook gemaild, geschreven en geappt door mensen die ik nauwelijks ken. Het bracht mij in verlegenheid, maar het deed mij ook heel goed. Het troostte mij. Ik heb er een boek over geschreven: Vertroostingen.”

Je zegt dat je veel chance, veel geluk hebt gehad. Maakt dat het noodlot lastiger te verteren?

“Nee, natuurlijk niet. Dat maakt het noodlot heel goed te verteren. Dat maakt dat ik dankbaar ben voor alles wat ik heb mogen meemaken. Dat ik niet moet zagen als het wat eerder stopt dan gemiddeld. Het goede leven, dat mij door noodlottig geluk is gegeven, maakt dat ik heel dankbaar kan zijn voor al die dingen die ik heb meegemaakt. Het geeft mij een goede bodem om op te staan en dit leed en deze miserie te dragen.”

Die chance, of het gebrek eraan, ontslaat mensen niet van de eigen verantwoordelijkheid over het eigen leven, zeg je ook. 

“Dat is erg belangrijk. Als ik spreek van de noodlottige genade of van chance, dan bedoel ik niet dat we alles maar moeten laten gebeuren. Als een mens veel geluk heeft in het leven, dan moet dat mens ook een engagement nemen voor anderen die minder geluk hebben gehad. Dat is een ethische plicht. Ik probeer dat te doen in mijn beroep, maar ook in mijn directe omgeving door troostend en steunend aanwezig te zijn voor de mensen die lastigheid kennen. En ik ondervind nu hoe men dat ook voor mij doet.”

Is dat inderdaad de drijfveer in je werk?

“Het is niet zo dat ik dacht: dat moet ik doen. Zo apostolisch is het niet, maar ik kan het wel zo reconstrueren. Ik heb een van de mooiste beroepen, ik kan heel dichtbij mensen hun subjectiviteit komen, bij hun intieme leven. Dat is een bijzondere positie. Ik kan iets betekenen voor mensen.”

Dirk De Wachter (1960) is psychiater, psychotherapeut, systeem- en gezinstherapeut en hoogleraar aan de KU Leuven. Hij werd bij een breed publiek bekend met zijn boek Borderline Times (2012), waarin hij kritiek uitte over de westerse samenleving. Daarna volgden boeken waarin hij zijn visie op het leven, op geluk, en op de liefde in onze consumptiemaatschappij deelt.

Waardigheid is daarbij een sleutelbegrip.

“Waardigheid is de beste wraak voor een traumatisch bestaan. Met geheven hoofd door het leven gaan, en tegen de daders van lastigheid, zeggen: ‘Kijk eens, ik sta recht en ik leef.’ Dat is mijn uitgangspunt: tonen dat we goed kunnen leven, dat we niet gekraakt zijn. Sommige van mijn patiënten, die met misbruik, mishandeling, of verwaarlozing te maken hebben gehad, zijn zo gekwetst dat het niet lukt, maar het is wel het uitgangspunt.”

Je staat ook bekend om je cultuurdiagnoses en was de eerste die constateerde dat de jacht op geluk, mensen ongelukkig maakt.

“Het geluk gedefinieerd als een hedonistisch gegeven van genieting, vind ik een overdreven doelstelling. Dat leidt ook tot teleurstelling en lastigheid. Ik denk dat het gaat om zinvol zijn, van betekenis zijn, zorgzaam zijn voor de medemens. Dat geeft een fundamenteel gevoel van geluk, dat veel grondiger is dan het geluk dat we voelen bij het lang verwijlen in een bubbelbad, waarbij we als weekdieren vermosselen in ledigheid. Ik heb niets tegen het bubbelbad, als we daarna maar een medemens zorgzaam gaan bejegenen. De grond van het bestaan is zorgzaam met elkaar omgaan en niet de genieting opzoeken als doel op zich.”

Veel mensen vroegen zich af of de verdrietdokter, zoals je bekend bent komen te staan, opgewassen zou zijn tegen zijn eigen leed. Maar je denken is niet veranderd, als ik het zo hoor?

“Integendeel. Dat klinkt misschien wat hooghartig, alsof ik het allemaal wel begrijp. Het niet begrijpen is óók gebleven. Heel veel van het leven en van mijn leven is nogal onbegrijpelijk. En ik weet ook niet hoe het nu verder zal gaan, en of ik zo beschouwend zal kunnen blijven. Af en toe breekt het lijntje ook wel. Mocht ik vermageren en wegkwijnen, dan weet ik ook niet hoe het zal zijn. Ik hoop wel dat ik op een mooie manier afscheid kan nemen.”

Hoe ervaarde je die zorgzaamheid tijdens het ziekteproces?

“Ik lag in een ziekenhuisbed, met buizen in mijn lichaam. Ik was ontmenselijkt als een stuk vlees door de technologie, wat ook nodig was. De menselijkheid komt dan in de vorm van een verpleegkundige die aan het bed komt staan en mij aanraakt. Vraagt hoe het met mij gaat. Een poetsvrouw die langskomt om schoon te maken en vertelt over haar leven – ze komt uit Tibet en is samen met haar ouders gevlucht. Die menselijke interacties maken dat ik mij plots beter voel.” 

Is dat je grote angst, de waardigheid verliezen?

“De mogelijkheid van euthanasie, om bewust en met eigen keuze een moment van afscheid te kunnen kiezen als ik vind dat het echt niet verder kan, als het ondragelijk wordt, is een troostende gedachte.”

Voor de Brainwash Special ben je een aantal keer naar Parijs geweest. Wat betekent die stad voor je?

“Altijd weer is dat een stukje thuiskomen. Wat gek is om te zeggen, want ik ben een gewone Vlaamse jongen uit een klein dorp. Door allerlei omstandigheden is Parijs een plek geworden om te wandelen, om samen met mijn vrouw te zijn, om een museum te bezoeken. Het was heel prettig om er weer te zijn. Mocht het er nu plots slecht voor me uitzien, dan heb ik ook geen bucketlist. Dan zou ik niet plots naar bijvoorbeeld Australië willen, maar misschien nog een keertje naar Parijs."

Parijs is ook de stad waar je voor het eerst geconfronteerd werd met de ziekte.

“Ja, dat is ook wel bijzonder. In het Centre Pompidou kreeg ik plots hevige krampen. Toevallig, maar ook wel betekenisvol. Dat zo’n plek waar je zo graag komt ook de plek is waar de lastigheid zich manifesteert.”

Hoe zie je de toekomst?

“Ik ben hoopvol met mijn veertig procent. En ik ben heel dankbaar voor het mooie en geprivilegieerde leven dat ik tot nu gehad heb. Ik zet dat graag nog een eindje voort, want ik leef heel graag. Maar als dat niet zou kunnen, dan ben ik daar niet ongelukkig over. Ik ben wel verdrietig voor het verdriet dat ik mijn vrouw en kinderen ga aandoen. Maar het is paradoxaal: gelukkig gaan die verdrietig zijn. Het zou verschrikkelijk zijn als dat niet zo zou zijn. En ik leef nog wel een tijdje door in het leven van mijn kinderen en hun kinderen. Hopelijk wordt mijn kleinkinderen verteld dat ik een vriendelijk man was. Dat is waar het echt om gaat.”