De psychiatrie is er om mensen met psychische problemen te helpen. Maar het lijkt er de laatste tijd soms op dat de psychiatrie zélf ziek is. Eén op de drie psychiaters overweegt te stoppen, omdat ze vinden dat ze hun vak niet meer naar behoren kunnen uitoefenen. Wat is er precies aan de hand, tegen welke grenzen lopen psychiaters aan? En wat maakt hun vak voor hen kennelijk steeds vaker onbevredigend? Psychiater Menno Oosterhoff: 'Ik voel me regelmatig enorm beperkt, en kan niet oplossen wat ik zou willen. Het is de kunst om dan toch met lege handen te blijven staan.'


Het is niets nieuws, volgens Oosterhoff, dat de psychiatrie in crisis is. 'De psychiatrie is altijd in crisis, dat zeggen we al jaren. Het is een jong vak, en een ingewikkeld vak.' Hij betreurt het dat we onderscheid maken tussen zenuwen- en zielsziektes, omdat dit suggereert dat er ziektes zijn waarbij de zenuwen zijn betrokken, en ziektes die met de ziel te maken hebben. 'Dat wekt de indruk alsof je het lichamelijke kan onderscheiden van iets ijls als de ziel. En die ziel lijkt veranderbaar, waardoor je het niet helemaal serieus hoeft te nemen.'

Een psychische ziekte is dus verankerd in het lichaam?

'Bij het ziekteproces zijn altijd de hersenen betrokken, want een psychische stoornis hangt niet in de lucht. Ik vind het onduidelijk dat we spreken van 'psychische' aandoeningen. De aandoening is namelijk niet psychisch. De klachten bewegen zich op het terrein van het psychisch functioneren, namelijk beleven en welbevinden. De aandoening kan qua oorzaak biologisch oftewel genetisch zijn, of psychologisch. En het ziekteproces is tweeledig: dat is altijd de beleving, en die is gekoppeld aan het brein. In mijn nieuwe boek Ik zie anders niks aan je probeer ik daar helderheid over te geven.'

Is een psychische aandoening dan een hersenziekte?

'Dat is een goede vraag. Want alleen dit gesprek al zorgt ervoor dat er iets in jouw hersenen gebeurt, en als je er iets van onthoudt, brengt dit een blijvende verandering teweeg in de hersenen. Dat is fascinerend. Je gaat elke avond als een ander naar bed: het brein waarmee je 's avonds naar bed gaat, is anders dan waarmee je 's ochtends opstond.'

Hoe kunt u toch uw vak uitvoeren, als we nog zo weinig weten?

'Dat is best lastig. Door patronen te herkennen. Daarom ben ik wel voor de DSM (Diagnostic and Statistical Manual, het handboek voor psychische stoornissen), als je maar goed weet hoe je het moet gebruiken. Namelijk als een soort afsprakenboek waarmee je zegt: 'Laten we dit maar zo noemen.' Niet met het idee dat het dus een duidelijk af te grenzen ziekte is, want het is slechts een naam.'

Maar die naam geeft nog geen verklaring?

'Als mensen zeggen: 'Mijn kind is zo druk omdat hij ADHD heeft', is dat niet echt een verklaring. Maar ik snap best dat mensen wel een verklaring willen. Als psychiaters zelf al niet weten hoe het precies zit met symptomatologie, ziekteproces, en ziekte-oorzaak, moeten we de patiënt ook niet met die ingewikkeldheden lastigvallen. Als je dan zegt dat iedereen normaal is, er geen ziektes zijn, of we het lijden verleerd zijn, vind ik dat niet verhelderend naar patiënten toe.'

Wanneer noemt u iemand dan ziek?

'Ik noem het een ziekte als het anders is dan anders, als het klachten geeft en als het niet uitsluitend komt door maatschappelijke intolerantie. En die ziekte moet je niet als moreel tekort zien. Het moet 'naar, raar, waar en zwaar' zijn, heb ik ervan gemaakt.'

Psychiater Menno Oosterhoff

Zijn we het lijden inderdaad verleerd?

'Welnee, we erkennen het pas net. Nu de vooroordelen over psychische problemen wegvallen, en mensen zich minder ernstig schamen, zijn we er nog niet op ingesteld dat mensen daarvoor hulp zoeken. Er zijn veel meer mensen met psychische problematiek dan door de ggz worden geholpen. De ggz kan ongeveer 5 tot 6 procent van de bevolking behandelen, terwijl zo'n 15 tot 25 procent psychische problematiek heeft. Er wordt nog steeds veel onderbehandeld.'

'Als maatschappij zijn we nog niet gewend dat op te hoesten. Dus moeten we ons afvragen: wat willen we dan? We hebben de mensen niet. Efficiënter kan het ook niet. Ik denk dat we slecht zijn in het herkennen van onze grenzen, ik vind het ook moeilijk om na behandeling te zeggen: hier houdt het op. Vroeger had je stut-en-steun-contacten waarmee we vinger aan de pols hielden. En als onze interventies onvoldoende zijn, hoe lang moeten we dan nog doorgaan?'

Kunt u mensen genezen, of alleen maar behandelen?

'In de hele geneeskunde is het soms genezen, vaak verlichten, en altijd troosten. In de psychiatrie gaat het vaak over verlichten. Veel aandoeningen zijn chronisch, en keren weer terug. Misschien geven we te hoge verwachtingen en moeten we leren omgaan met de beperking van het vak.'

'Ik heb net een jonge vrouw van 33 jaar gezien, die 8,5 jaar lang gedwongen opgenomen heeft gezeten. Zij wil niet meer leven, en heeft aanvraag gedaan voor euthanasie. Al die tijd beschermen we haar tegen zichzelf. Ze heeft vier maanden in de isoleercel gezeten, met dwangvoeding. Dat is een martelgang. Hadden we niet eerder moeten erkennen, dat we haar niet kunnen beter maken?'

'Dat we hoop blijven houden is de kracht van de psychiatrie, maar ook de zwakte. We zijn slecht in zeggen: hier kunnen we niet wezenlijk iets meer aan doen. Ook al krijgen we alle geld van de wereld, we kunnen een hele hoop nog niet.'

Voelt u zich als psychiater vaker beperkt in het vak?

'Ik voel me regelmatig enorm beperkt, en kan niet oplossen wat ik graag zou willen oplossen. Ik ben kinder- en jeugdpsychiater, en als ik kinderen van dertien zie die hun eerste dwangverschijnselen krijgen, denk ik: dit zou het begin kunnen zijn van een leven lang.'

'De behandeling voor dwangproblematiek die naast medicatie het meest gangbaar is, is gedragstherapie. Dat vraagt nogal wat van mensen. Je moet datgene doen wat je niet wil of waar je bang voor bent. Een patiënt zei eens tegen me: 'Dit is barbaars. Over twintig jaar zeggen we: dit is schandalig.' Toen zei ik: 'Ja. Maar ze zetten vroeger ook benen af toen er nog geen narcose was. Anders gaat iemand dood.'

Ik vind het de kunst om toch met lege handen te blijven staan. Dat klinkt paradoxaal, maar begrepen worden, ook al heb je geen oplossing, doet ertoe.

'Medicatie voorschrijven vind ik ook lastig. Mensen kunnen daar zo dik van worden, of verlies van seksuele functie krijgen. Dat zijn een aantal van de bijwerkingen. Verre van ideaal. Toen ik de psychiatrie inging, had ik mij er meer van voorgesteld. Ik vind het de kunst om toch met lege handen te blijven staan. Dat klinkt paradoxaal, maar begrepen worden, ook al heb je geen oplossing, doet ertoe.'

U bent openhartig over uw eigen dwangstoornis. Bent u als psychiater uiteindelijk ook altijd uzelf aan het behandelen?

'Nee, ik denk niet dat ik alleen maar psychiatrie ben gaan doen omdat ik een dwangstoornis heb. Mijn interesse in het menselijk disfunctioneren is veel breder. Maar nadat ik daar opener over ben geworden, en mensen weten dat ik naast professional ook lotgenoot ben, heeft het wel een bijzondere dimensie aan de contacten gegeven. Niet dat ik voorheen zo afstandelijk was, maar het brengt meer saamhorigheid.'

'Mensen voelen zich altijd tekortschieten en zijn blij dat het ook een psychiater kan overkomen. Dan zeggen ze: 'Ik ben zo blij dat u het ook hebt.' Dan zeg ik: 'Nou, ik niet.' Dat grapje geeft lucht. Ik ben zelf pas over mijn dwangstoornis gaan schrijven in mijn boek Vals Alarm toen ik medicatie kreeg. Als je er zelf nog diep in zit, is het niet opportuun om daarover te gaan praten. Het moet niet op de voorgrond komen te staan, daarvoor ben ik te veel behandelaar. Dat is niet de bedoeling.'

Heeft uw openheid geholpen bij het behandelen van mensen?

'Ik heb wel gedacht: hoe gaan mensen het vinden dat iemand die dichtbij het vuur zit, er toch na vijftig jaar nog steeds last van heeft? Maar gek genoeg trekken mensen die gedachte niet door. Een patiënt vroeg me ooit: 'Wees eens eerlijk, kom je er ooit vanaf?' Toen zei ik: 'Ik niet, maar jij wel, want jij bent veel beter in het weerstaan van de dwang.''

'We moeten de ernst van dit soort dingen erkennen. Als je eenmaal een depressie hebt gehad, is de kans groter dat je er nog één krijgt. Dat hoef je er niet in te wrijven – je moet geen antwoord geven op vragen die niet gesteld worden – maar je kunt er niet helemaal omheen.'

Voelt het dan alsof u uw patiënten tekortschiet?

'Daar heb ik bijna dagelijks mee te maken. Dwang is een ernstige, hardnekkige aandoening. En depressies kunnen een afdaling in de hel zijn. Ik maak vaak mee dat ik bij lange na niet kan bereiken wat ik graag zou willen.'

'Ik herinner me een vrouw die verschrikkelijk leed trof, zij had gevoelsanesthesie. Dan hebben mensen het gevoel dat ze niets meer voelen. 'Als ik mijn kinderen zie, dan voel ik daar niets bij', zei zij. Dat is een verschrikkelijk naar kenmerk van een bepaalde vorm van depressie. Haar wanhoop staat me levendig bij. Ze klampte me altijd aan als ze me zag. Nadat ik naar een andere afdeling ging, zag ik haar zes jaar later opnieuw, en klampte ze me weer aan. Wat een marteling, dacht ik.'

'Ik heb vaak te maken met situaties waar je veel minder kan doen dan je zou willen. Wij kunnen in de psychiatrie bij lange na niet alles oplossen.'

En intussen troosten, en soms verlichten.

'Voor de goede orde, anders wordt het een te somber verhaal: mijn eigen dwangstoornis is ongelofelijk opgeknapt door de medicatie. Dat maak ik vaker mee. Dus het is beter geworden. Ik sprak een patiënt die in 1960 was opgenomen en nog gestichtskleding aan moest. Een jutezak. Nu hebben we een koningin die vertelt dat haar zus zich heeft gesuïcideerd. We hebben een Brits lid van het koningshuis die vertelt dat hij in behandeling is geweest. De schaamte en schande is aan het veranderen.'

Het doet er dus ook toe hoe je in de maatschappij behandeld wordt?

'Zeker, dat maakt veel uit. Alleen de maatschappij veranderen, dat is zo eenvoudig niet. Daar ben ik erg voor, maar zolang dat niet is gelukt… Er is nog veel te doen, met covid en prestatiedruk, maar er is verbetering. De Belgische psychotherapeut Paul Verhaeghe zegt dat de maatschappij ons ziek maakt. Dat geloof ik niet: zelfs in een ideale wereld zullen er lichamelijke en psychische ziektes bestaan. Het is niet zo dat de maatschappij niet van invloed is, maar het is niet erger dan vroeger.'

'Waar het mij om gaat, is dat psychisch ziek zijn er niet echt mag zijn. Je hoort mensen zeggen dat we allemaal normaal zijn, of juist dat we allemaal wel wat wat hebben. Maar we zijn niet allemaal normaal. En als je zegt dat we allemaal abnormaal zijn, dan zou dát weer normaal zijn. Dat is dus onzin. Ik vind dat de aandoeningen te vaak worden weggepoetst, in plaats van de vooroordelen. Psychische ziekte wordt bij lange na nog niet serieus genoeg genomen.'