De afgelopen verkiezingen was ik een one issue voter. Tegen de achtergrond van de humanitaire crisis die zich de afgelopen jaren voltrok door toedoen van een falend vluchtelingenbeleid en een schrijnende politieke onwil, was 15 maart hét moment om voor asielrecht te kiezen.

Mijn blik was strak gericht op veilige en legale routes voor vluchtelingen, eerlijke en snelle asielprocedures, en een vlotte integratie van mensen die in Nederland mogen blijven. Ik heb gestemd op een partij die pal staat achter het VN Vluchtelingenverdrag, en het vakje rood gekleurd van de kandidaat die zich hard heeft gemaakt voor het asielrecht als kernwaarde in een democratische rechtsstaat.

Het is natuurlijk niet zo dat ik andere thema's niet belangrijk vind. Maar ik geloof dat de ontvangst van vluchtelingen de lakmoesproef is van hoe wij omgaan met belangrijke vraagstukken, zoals (mondiale) ongelijkheid, rechtvaardigheid, onderwijs, zorg, arbeid en de kwetsbaren in onze samenleving.

In haar nog altijd lezenswaardige analyse van het naoorlogse vluchtelingenvraagstuk drukt Hannah Arendt het treffend uit wanneer zij het asielrecht aanwijst als het symbool bij uitstek van de rechten van de mens. De belofte van mensenrechten is dat zij niet alleen gelden voor de burgers van een staat in tijden dat het goed gaat, maar voor iedereen, ook als het moeilijk is. Het bieden van asiel maakt die belofte waar.

De omgang met mensen die door oorlog alles verloren hebben is fundamenteel voor het beeld van de samenleving dat je nastreeft. De formatie die nu in volle gang is, zal daarom geen sinecure zijn. De partijen die als grootste of als winnaar uit de bus zijn gerold, zijn diep verdeeld over onze omgang met vluchtelingen en staan zelfs lijnrecht tegenover elkaar.

De VVD bepleit intensivering van regionale opvang. Dit betekent dat vluchtelingen uitsluitend in de regio van herkomst worden opgevangen en asielaanvragen in Europa onmogelijk of zelfs overbodig worden gemaakt. Het weren van vluchtelingen uit Europa met als argument dat ze elders veilig zijn, en het onmogelijk maken van asielaanvragen aan onze eigen grenzen, is een afbraak van het vluchtelingenrecht. Voor partijen zoals D66 en GroenLinks is dat niet te verteren.

Het CDA verklaart vluchtelingen wel op te willen vangen, maar verwacht dat zij terugkeren zodra de oorlog over is en het moederland weer veilig. Het CDA onderstreept daarmee de gedachte die ook door de VVD wordt verondersteld, namelijk dat vluchtelingen niet hier horen te zijn, maar daar waar ze vandaan komen.

D66 en GroenLinks sluiten regionale opvang geenszins uit, maar maken zich ook sterk voor het bieden van bescherming in Nederland en Europa, en het creëren van veilige vluchtroutes. Regeringsdeelname behelst voor deze laatste twee partijen de grootste risico's, zoals de PVDA aan den lijve heeft ondervonden. Ongetwijfeld wordt het verlies van de PVDA verklaard door een combinatie van factoren, maar het lijdt geen twijfel dat de ellendige EU-Turkije deal die er enkel omdraaide vluchtelingen te weren, voor velen een reden is geweest niet langer de PVDA met hun stem te steunen.

Politieke partijen die in hun verkiezingsprogramma de waarde van het Vluchtelingenverdrag hebben bevestigd, kunnen nu niet sjacheren over de rechten van vluchtelingen. Uitruil van vluchtelingenbescherming in ruil voor regeringsdeelname doet elke geloofwaardigheid verdampen. D66 en GroenLinks zijn gewaarschuwd.

In 1951 tekende de Verenigde Naties het Vluchtelingenverdrag op, dat bepaalt dat vluchtelingen niet mogen worden teruggestuurd naar een land waar ze gevaar lopen. Het verdrag is bindend: een staat die het verdrag heeft erkend moet zich aan de regels van het verdrag houden. Inmiddels zijn zo'n 150 staten aangesloten.

In het verkiezingsprogramma wordt dit niet expliciet gemaakt, maar de migratienota van Azmani uit 2015 en het VVD-Plan Grenzen aan de Opvang uit het hetzelfde jaar maken dat duidelijk.