Als we aankomen in het vakantiehuisje op Schiermonnikoog, zien we dat er een zwaluwnest is gebouwd op de terraslamp naast de achterdeur. Drie kuikens loeren minzaam over de rand van het nest. Als de achterdeur open staat, rusten de ouders uit op het houten frame terwijl de kleintjes met wijd opengesperde bekjes piepen om iets te eten. We hebben nog nooit zoiets schattigs gezien.


Het geluk duurt een paar dagen. Dan valt mijn vader op dat een van de kuikens kleiner is dan de andere twee, die hun kleine broertje aan de kant duwen wanneer er gevoerd wordt. De volgende ochtend ligt hij op in stukjes op de tegelvloer, waarschijnlijk gegrepen door een van de kauwen die het nest al dagen van een afstand in de gaten houdt. 'De natuur is hard', verzuchten we.

Een dag later valt de tweede uit het nest. Ook dood. 'Bijna 80% van alle jongen sterft en dat is in de natuur gewoon normaal' schrijft de Dierenambulance in hun stuk Hoe kan je jonge vogels helpen. (Als ik dit verhaal een week later aan een vriendin, die vogelaar is, vertel, zegt ze: 'Ja, maar is dat normaal? Die cijfers hebben we pas sinds klimaatverandering al lang is begonnen. Hoort het echt zo te zijn?')

Als je geraakt bent door een babyvogeltje dat uit het nest valt, ben je ook geraakt door de kuikens die in de shredder verdwijnen. 5 miljard per jaar, wereldwijd. Bijna 14 miljoen per dag.

Intussen blijft het derde kuiken koppig uit het nest springen, en zit vervolgens verdwaasd op de tegels. Hij kan nog niet vliegen. We bellen een bevriende bioloog. Ik hoor hem zuchten door de luidspreker van de telefoon. 'Ze zouden moeten kunnen vliegen als ze het nest uitgaan. Dit betekent waarschijnlijk dat hij te weinig eten van zijn ouders krijgt, en op zoek gaat naar meer.' We vragen of we het kuiken terug in zijn nest moeten zetten. 'Je kan het proberen,' antwoordt de bioloog, op de toon van iemand die weet dat het geen zin heeft, maar je de hoop niet wil ontnemen.

Volgens een schatting telde de totale populatie boerenzwaluwen in 2009 ongeveer 190 miljoen exemplaren, schrijft Wikipedia. De populatie slinkt, maar niet zo snel als de rest van de diersoorten. Met minder dan 3% (1,9 miljoen zwaluwen) krimp per jaar, geldt de vogel als 'niet bedreigd'. Intussen zijn er steeds minder insecten, wordt de Sahara steeds groter, de reis van de zwaluwen langer, met minder moerassen om in uit te rusten en bij te drinken.

'Misschien komt het door de klimaatcrisis,' opper ik. Ik heb iets gehoord over het stikstofoverschot in de natuur, en hoe dat de groei van veren vertraagt. 'Tsja,' zegt m'n vader. 'Dat is dus gewoon het recht van de sterkste.'

Nog even los van de vertaalfout (survival of the fittest gaat niet over fitness, of kracht, maar over aanpassingsvermogen), en de vraag of je kan verwachten dat de hele wereld zich aanpast aan de klerebende die een kleine groep mensen ervan maakt – omdat evolutie lang duurt, vele generaties, en klimaatvernietiging ons binnen een paar jaar overvalt – wat me het meest raakt, op dat moment, is de zakelijke toon, die houding van 'Ik heb het allemaal al eens gezien in m'n leven, mij krijg je niet gek'. Dat je hoort dat een hele diersoort lijdt onder onze manier van landbouw, je schouders ophaalt en zegt: 'recht van de sterkste'.

Het is een populair geloof, dat geloof in de sterksten, vooral onder mensen die zichzelf de sterksten wanen. Het ligt in de lijn van mensen die zeggen: 'Ach, dat virus, waar doen we zo druk over, we kunnen niet alles stil leggen, het leven gaat door, en daar maakt de dood nu eenmaal onderdeel van uit.'

Prima als je zo hoogmoedig wil zijn over je eigen dood (hoewel ik me afvraag hoe dapper je je daartoe verhoudt als 'ie plotseling voor de deur staat), maar het gaat in dezen niet over jouw leven, maar dat van een ander. Daar je schouders over ophalen getuigt niet van moed of realisme, maar van een diepgeworteld egocentrisme, van ongeïnformeerdheid en ondoordachtheid in het beste geval, en immoraliteit in het slechtste geval. De coronamaatregelen gaan over de dood van een ander. De klimaatvernietiging gaat over de dood van een ander. Daar ga jij niet over.

Mijn moeder, intussen, is wel geraakt door de kwestie met het zwaluwvogeltje. 'Kunnen we hem bijvoeren?' vraagt ze. 'Misschien met een van de dode vliegen, in het huisje?' Dan loopt ze terug naar de keuken om een eitje te koken voor mijn vaders ontbijt.

Het gaat er niet om dat dat hypocriet is; je kunt niet in deze wereld leven zonder hypocriet te zijn. Het gaat erom dat je jezelf voor de gek houdt. Als je geraakt bent door een babyvogeltje dat uit het nest valt, ben je ook geraakt door de kuikens die in de shredder verdwijnen. 5 miljard per jaar, wereldwijd. Bijna 14 miljoen per dag. In Nederland, waar we ze, zodra ze uit het ei zijn gekropen, vergassen, gaat het om 40 miljoen kuikens per jaar.

Het lukt me niet de juiste toon te vinden. Ik zou iets willen zeggen als: 'Als ik je vlees zie eten, zie ik iemand die het zwaluwkuiken uit het nest trekt, de nek omdraait en in de pan gooit – en niet omdat het oorlog is en we honger lijden, maar omdat het vakantie is en je zin hebt in een lekker stukje vlees.'

Dat eeuwige wijzende vingertje van me. Ik wéét dat het geen zin heeft om individuen verantwoordelijk te houden voor het falende overheidsbeleid dat de wereld elke dag weer wat verder naar de rand van de afgrond duwt. Een beter milieu begint niet bij jezelf – het begint bij ander beleid, door een sterke overheid, die bijvoorbeeld de subsidies afschaft waardoor het goedkoper is via Dublin naar Amsterdam te vliegen, dan de trein te nemen vanuit Eindhoven. En toch.

Op de laatste ochtend, voor we de boot nemen, is het nest weer leeg. Ik loop over het terras, op zoek naar het verloren kuikentje. Nergens te bekennen. Terwijl ik over de stenen loop en om me heen tuur, vliegen de zwaluwen cirkels rond mijn hoofd. 'TWIET-twit-twit!' roepen ze, 'TWIET-twit-twit!' Zwaluwen hebben verschillende roepen; een melodie voor katten, en een andere voor roofvogels. Ik vraag me af wat deze roep betekent. 'Daar heb je dat mens weer, dat ons niet met rust laat'?

Ik maak me geen illusies over het effect van mijn dieet, of mijn treinreizen, of de moeilijke gesprekken die ik met mijn ouders probeer te voeren. Er is maar zo weinig dat een mens kan doen. Ik ben geen boerenzwaluw, ik kan het kuiken niet bijvoeren, ik kan hem niet leren vliegen, en ik kan er al helemaal niet voor zorgen dat zijn staartveren aangroeien – maar ik kan wel in protest komen tegen de systemen die zijn voedsel uitroeien, het water opmaken, de aarde verbranden en stikstof verspreiden.

Van 18 t/m 21 september gaat Extinction Rebellion (corona-proof) de straat op in Amsterdam, om te eisen dat burgers een stem krijgen in klimaatbeleid.