Onlangs was ik aanwezig bij een bijeenkomst over de betekenis van het landschap. Er werd gesproken over de schoonheid van desolate en onherbergzame natuurgebieden en, in bredere zin, over de relatie tussen mens en natuur en hoe die relatie per cultuur kan verschillen.

De zaal zat vol welwillende natuurliefhebbers en al snel bewoog de discussie richting onze omgang met de natuur. De welbekende bezorgdheden borrelden op. Iemand uit het publiek sprak over hoe de mens vervreemd is geraakt van de natuur, weer iemand anders benadrukte dat we de natuur niet moeten willen beheersen.

Op het eerste gehoor allemaal sympathieke overdenkingen, maar bij nader inzien ook problematisch. Dat zit zo 'm, realiseerde ik mij tijdens de bijeenkomst, met name in het woordje 'natuur'. Want kunnen we überhaupt wel spreken van 'de natuur' als we daar zelf onderdeel van zijn? Plaatsen we ons, door dat te zeggen, niet juist telkens buiten de natuur, op psychologische afstand van hetgeen waar we feitelijk geen afstand van kunnen nemen?

Tekst loopt door onder de foto.

Newport Beach (foto: Austin Neill).

Met precies die vragen in het achterhoofd pleit de Britse filosoof Timothy Morton op provocatieve wijze voor het afschaffen van het concept 'natuur'. Zijn opvatting geldt in feite voor zowel 'natuurbeschermers' als 'natuuroverheersers'. In zekere zin gaan ze immers beide uit van een scheiding tussen mens en natuur.

Willen we werkelijk ecologisch leren denken en ervaren, dan moeten we volgens Morton voorbijgaan aan dit mens/natuur-dualisme en uitgaan van een onderlinge verbondenheid van mens en omgeving. Dit begint bij het erkennen dat er niet zoiets is als 'de natuur', maar dat dit eerder - hoe vreemd dit in eerste instantie misschien ook mogen klinken - een imaginair concept is.

Wanneer wij over de natuur nadenken, dan zien we vooral een groene oase, in de vorm van een glooiend heuvellandschap of een jungle met wilde dieren voor ons (uit recent ecologisch onderzoek blijkt echter dat grote delen van het Amazonegebied geen onaangetaste natuur is, maar al ver voor de komst van de Europeanen dichtbevolkt en gecultiveerd was).

Dit staat dan tegenover de grijze massa bakstenen van de stad waar we 'cultuur' hebben. Volgens Morton is dit idee van de natuur niet een objectief beeld, maar een esthetische kadrering die we van onze romantische, 19e eeuwse voorouders hebben geërfd.

Tekst loopt door onder de video.

De 19e eeuwse romantici, waaronder dichters als William Wordsworth en filosofen als Jean-Jacques Rousseau, poogden de afstand tussen mens en natuur, of tussen object en subject, te overbruggen. De 'mystieke kracht' van de 'wilde' en 'onaangetaste' natuur werd benadrukt, en men trachtte, al was het maar voor een kort moment, 'een met de natuur te zijn'.

Het paradoxale gevolg was echter dat de afstand juist werd vergroot. Want kan de mens überhaupt niet één zijn met de natuur?

Ter verduidelijking een illustratie. Der wanderer über den Nebelmeer (1818) van Caspar Friedrich. Een iconisch schilderij dat volgens velen de Romantiek in één beeld samenvat. We zien een man op een rots, uitkijkend over de mystieke en sublieme natuur. De natuur fungeert als een stemmingslandschap, als veruiterlijking van het innerlijke leven van de romantische mens.

Tekst loopt door onder de foto.

Der Wanderer über dem Nebelmeer, Caspar David Friedrich (uitsnede).

Met een romantische bril op zijn we allemaal wanderers uit Caspar Friedrichs schilderij, melancholici die natuur als iets ervaren dat buiten henzelf staat en waar ze, als de daar behoefte toe hebben, mee in contact kunnen komen. Een misleidende gedachte, want de mens kan zijn leefomgeving helemaal niet van een afstand aanschouwen, hij staat er middenin. Hij is een schakeltje in een eeuwig bewegend netwerk van materie, leven en bewustzijn.

Als iemand zegt dat hij of zij een middagje 'naar de natuur' gaat, zegt diegene daar feitelijk mee dat er ook zoiets is als 'geen natuur'. Begrijpelijk is dat wel, want een stad vol baksteen voelt misschien niet echt als natuur aan. Toch houdt de natuur niet op bij de randen van een stad, die gaat er dwars doorheen. Natuur is overal, ook in de stad.

Dark ecology noemt Morton zijn ecosofie: het paradoxale idee dat als we onze planeet leefbaar willen houden, we juist afstand moeten gaan doen van ons idee van 'de natuur'. In plaats daarvan zouden we ons bewustzijn van wat natuurlijk en niet natuurlijk is, moeten oprekken, en gaan inzien er geen buitenpositie mogelijk is (zelfs een astronaut komt niet werkelijk los van zijn aardebewustzijn).

Er is geen biosfeer 'daar ergens verderop', nee, wij zijn biosfeer.