Hij wordt door Oprah Winfrey en Barack Obama op handen gedragen en is een van de meest invloedrijke Amerikaanse schrijvers van dit moment: Colson Whitehead. Zijn nieuwste − op ware gebeurtenissen gebaseerde − roman De jongens van Nickel, speelt in de jaren 60, de beginjaren van de burgerrechtenbeweging, en vertelt het verhaal van Elwood Curtis, die per vergissing terecht komt op de Nickel Academy. Een tuchtschool, waar zwarte jongens zijn uitgeleverd aan het sadisme van hun witte bewakers. Een leesfragment.

Toen meneer Marconi hem in dienst nam legde zijn baas hem niet alleen uit waar de zwabber stond en op welke dagen ze de grote leveringen konden verwachten, maar ook hoe hij dacht over lange vingers. In de loop van de daaropvolgende maanden zag Elwood allerlei snoepgoed verdwijnen in zakken van jongens. Jongens die hij kende. Misschien knipoogden ze zelfs naar hem als ze zagen dat hij keek. Een jaar lang zei Elwood niets. Maar toen Larry en Willie de citroensnoepjes meegristen op een moment dat Marconi zich achter de toonbank bukte, kon hij zich niet inhouden. 'Leg terug.' De jongens verstijfden.

Larry en Willie kenden Elwood al hun hele leven. Als kinderen hadden ze met elkaar geknikkerd en tikkertje gespeeld, maar daar was een einde aan gekomen toen Larry brand had gesticht in een leegstaand pand in Dade Street en Willy twee keer was blijven zitten. Harriet had de beide jongens van de lijst met aanvaardbare vriendjes geschrapt. De drie families woonden al generaties lang in Frenchtown. Larry's oma zat bij Harriet in het kerkkoor en Willies vader was een jeugdvriend van Elwoods vader, Percy. Ze hadden zelfs samen dienst genomen. Willies vader zat de hele dag in zijn rolstoel op de veranda pijp te roken en zwaaide altijd als Elwood voorbijkwam. 'Leg terug,' zei Elwood. Meneer Marconi keek hun kant op: zo kan het wel. De jongens legden het snoepgoed terug en verlieten ziedend de winkel.

Ze hadden hem in elkaar geslagen en zijn kleren kapotgescheurd omdat ze niet begrepen waarom hij opkwam voor een blanke

Ze wisten langs welke weg Elwood altijd naar huis fietste. Soms jouwden ze hem, wanneer hij op weg naar huis langs Larrys raam kwam, na omdat ze hem een brave hendrik vonden. Die avond wachtten ze hem op. Het begon te schemeren en de geur van magnolia's vermengde zich met de scherpe bakgeur van karbonades. Ze smeten hem en zijn fiets tegen het nieuwe asfalt dat de gemeente die winter had laten leggen. De jongens scheurden zijn trui kapot en smeten zijn bril op straat.

Terwijl ze hem onder handen namen vroeg Larry aan Elwood of hij niet goed snik was. En Willie verklaarde dat hem een lesje geleerd moest worden en nam die taak voortvarend ter hand. Elwood wist hem ook een paar keer te raken, maar dat stelde niet veel voor. Huilen deed hij niet. Elwood was het type dat altijd tussenbeidekwam als hij bij hem in de straat twee jongetjes zag vechten, en dan probeerde hij de gemoederen tot bedaren te brengen. En nu overkwam hem hetzelfde. Een oude man van de overkant van de straat haalde hen uit elkaar en vroeg aan Elwood of hij zich bij hem thuis wat wilde opknappen of een glas water wilde. Elwood zei dat dat niet nodig was. De ketting lag eraf zodat hij met zijn fiets aan de hand naar huis moest lopen. Harriet vroeg wat er met zijn oog was gebeurd, maar drong niet aan toen hij zijn hoofd schudde. De volgende ochtend was de blauwe bult onder zijn oog een bel van bloed geworden.

Ergens had Larry wel een punt, moest Elwood toegeven. Zo nu en dan leek het wel of hij geen greintje verstand had. Hij kon het niet verklaren, zelfs niet tegenover zichzelf, tot At Zion Hill hem de woorden ervoor gaf. Diep in onze ziel moeten wij geloven dat wij iemand zijn, dat wij ertoe doen, dat wij van waarde zijn, en iedere dag opnieuw moeten wij onze aardse weg bewandelen met dat gevoel van eigenwaarde, dat gevoel iemand te zijn. De plaat bleef alsmaar ronddraaien, als een argument dat steeds terugkeerde naar zijn onbetwistbare uitgangspunt, en de woorden van dominee King vulden de voorkamer van het eenvoudige huis. Elwood voegde zich naar een code, een code waaraan door dominee King vorm, uitdrukking en betekenis werden gegeven.

Er zijn grote krachten die de 'n*ger' eronder willen houden, zoals de Jim Crow-wetten, en er zijn kleine krachten die je eronder willen houden, zoals andere mensen, en tegenover al die krachten, de grote en de kleine, moet je je weerbaar opstellen en je gevoel voor eigenwaarde bewaren. De encyclopedieën zijn leeg. Er zijn mensen die je ertussen nemen en je glimlachend leegte voorschotelen, terwijl anderen je van je zelfrespect beroven. Je mag nooit vergeten wie je bent.

Dat gevoel van eigenwaarde. De manier waarop de man het zei, compleet met het gekraak van de plaat, duidde op een onvervreemdbare kracht. Zelfs wanneer de gevolgen je op weg naar huis op donkere straathoeken opwachtten. Ze hadden hem in elkaar geslagen en zijn kleren kapotgescheurd omdat ze niet begrepen waarom hij opkwam voor een blanke. Hoe moest hij hun uitleggen dat hun vergrijp tegen meneer Marconi een belediging voor Elwood zelf inhield, of het nu ging om een lolly of om een stripboek? Niet omdat een aanslag op zijn broeder een aanslag op hemzelf was, zoals in de kerk gezegd werd, maar omdat niet ingrijpen zijn gevoel voor eigenwaarde ondermijnde. Ook al had meneer Marconi hem uitgelegd dat hij zich er niet druk om maakte, en ook al had Elwood er nooit iets van gezegd wanneer zijn vrienden vroeger in zijn bijzijn dingen pikten. Het bleef onbegrijpelijk totdat je het begreep.

Colson Whitehead gaat op 12 september met Aldith Hunkar in gesprek over blinde vlekken in de geschiedenis, beïnvloeding van de geschiedschrijving middels fictie en het belang van empathie. Meer informatie en tickets vind je hier.

Er is hier door de vertalers voor het woord 'blank' en niet 'wit' gekozen omdat het om een literaire vertaling gaat van fictie die zich afspeelt in de jaren 60 in Amerika, toen woorden als 'blank' en 'neger' gangbaar waren. In hoofdstukken die zich in de tegenwoordige tijd afspelen, wordt het woord 'wit' gebruikt.