Misschien ben je op de Museumnacht geweest, en moet je nog voor het einde van het jaar dat gratis museumbezoek te gelde maken. Of je hebt een Museumjaarkaart die per volgend jaar verloopt, en je moet nog precies één keer gaan om het aankoopbedrag eruit te halen. Maar het zou natuurlijk ook kunnen dat je helemaal geen excuus nodig hebt om overgehaald te worden naar prachtige kunst te kijken. In al deze gevallen moet je snel naar het Rijksmuseum.

Daar is namelijk nog een paar weken een tentoonstelling te zien van het werk van Johan Maelwael, de vroegste Nederlandse schilder. Je zou zeggen dat de man die aan het begin staat van de nationale kunsttraditie die internationale toppers als Rembrandt, Van Gogh en Mondriaan voortbracht een naam heeft die iedereen kent, maar buiten een harde kern van middeleeuwsekunstliefhebbers is Maelwael geen naam als Bosch, Vermeer of Breitner. De expositie in het Rijks bewijst hoe onterecht dat is.

Vanochtend maakte het museum bekend dat er nóg een reden is om te gaan kijken. Met behulp van een schenking wist het museum bij een Londense kunsthandelaar de enige bekende gebeeldhouwde inktpot uit de middeleeuwen aan te kopen, een humoristisch meesterwerkje dat meteen aan de tentoonstelling is toegevoegd. Dat middeleeuwers leuke dingen konden met kleine stukjes buxushout bewees de vorige middeleeuwententoonstelling in het Rijks al, maar ook deze inktpot is de moeite waard.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Het martelaarschap van Saint-Denis, een altaarstuk dat wordt toegeschreven aan Johan Maelwael.

Hij is bovendien in goed gezelschap: op de tentoonstelling zijn ook edelmetalen miniaturen te zien, en een unieke verzameling beelden van de beroemde middeleeuwse meesterbeeldhouwer Claes Sluter. Een van zijn meesterwerken is het praalgraf van Filips de Stoute in Dijon. Dat praalgraf staat nog gewoon op zijn plek in Frankrijk, maar er zijn in de loop der jaren vier stukken afgehaald, en die staan in het Rijks voor het eerst in ruim een eeuw weer bij elkaar.

De belangrijkste reden om deze tentoonstelling te bezoeken moet echter nog komen. Het lijkt wel alsof het Rijks dit geheim wil houden, maar waarom? Johan Maelwael is niet zo heel bekend, maar áls hij al een belletje doet rinkelen, dan is het als oom van de gebroeders Van Limburg, de schilders van adembenemende miniaturen in met name de rijke handschriften van de hertog van Berry.

Deze flamboyante hertog, prachtig geportretteerd in Hella Haasse's Het Woud der Verwachting, liet de broers Pol, Herman en Johan overkomen uit Nijmegen om aan zijn hof te werken als artists in residence, waar ze enkele van de meest kostbare handschriften ooit vervaardigden. Deze handschriften, daar komt 'ie, liggen op twee na allemaal nú in het Rijksmuseum.

De Grandes Heures en de Très Riches Heures ontbreken, omdat het vrijwel ondenkbaar is dat die ooit nog op reis gaan, maar de rest is er gewoon. De conservatoren leken er op de presentatie zelf ook een beetje verbaasd over. En is het niet daarover, dan toch over het feit dat Museum Catharijneconvent haar topstuk, het Middelrijns altaarstuk, uit wilde lenen aan de hoofdstad.

Tekst loopt door onder de video.

Misschien hangen er nergens posters die aankondigen dat de gebroeders Van Limburg in Amsterdam zijn om ervoor te zorgen dat hun oom niet voor de zoveelste keer overschaduwd wordt door zijn beroemde neefjes, en eerlijk is eerlijk, dat mag ook wel eens een keer. Het topstuk van de tentoonstelling is de Grote ronde Pièta, die bij hoge uitzondering van het Louvre naar het Rijks mocht reizen.

Het is het enige schilderij dat zeker weten door Maelwael is gemaakt, en het steelt onbeschaamd de show. Je ziet meteen waar die jongens het vak van hebben geleerd. Naar het Rijks dus, nu het nog kan (tot en met 7 januari). Voor Sluter, voor de Gebroeders van Limburg, voor je Museumnachtbandje of je Museumjaarkaart. Voor jezelf, maar vooral voor Johan Maelwael.