Praten voor grote groepen studenten is mijn beroep. Dat doe ik met groot plezier. En toch, ieder jaar weer, ben ik nerveus als ik voor een nieuwe lichting studenten sta. 'Bij het eerste hoorcollege moet je de juiste toon zetten, anders ben je het hele jaar aan het zwoegen om de valse start teniet te doen', adviseerde een oudere docent mij ooit wijselijk. En hij had gelijk: de eerste indruk is alles.

Sindsdien sta ik op scherp. Terwijl de collegezaal binnen druppelt met (nog steeds) puberaal uitziende jongens en meisjes, probeer ik mijn ademhaling op orde te krijgen en maak ik altijd een snelle scan van de gezichtsuitdrukkingen in de ruimte. Hoe komen ze binnen? Wat hebben ze aan? Waar zitten de bijdehandjes, waar de grijze muizen? Wie heeft er zin in? En wie twijfelt nu al of hij of zij wel de juiste studie heeft gekozen? Een goed college geven is veel meer dan alleen zenden, het is een hogere vorm van telepathie.

Erg populair is het hoorcollege echter niet meer anno 2018. Althans, in het onderwijsland dan. De klassieke vorm van kennisoverdracht zou niet goed meer passen in een snelle en dynamische wereld waar, bij wijze van spreken, met één muisklik alle informatie voor de voeten van de student ligt. Om de leerling (én student) van de 21e eeuw te motiveren spreekt men in het onderwijs tegenwoordig dan ook liever over 'individuele leertrajecten', 'spelprincipes', 'flip the classroom' en 'activerende en interactieve werkvormen'. Het college, als trage en 'passieve' onderwijsvorm, lijkt daar steeds minder in te passen. 'Zenden is niet meer van deze tijd', luidt het adagium.

Als klassieke 'zenddocent' ga ik hier altijd graag tegenin. Een goed hoorcollege is immers zoveel meer dan informatie in het brein van de studenten stoppen. De kunst van een goed college geven is in eerste instantie helemaal geen kennisoverdracht, maar eerder een vorm van verleidingskunst: het poogt iets bij de studenten op te wekken, ze een (nog) onbekend universum binnen te trekken. Als dat lukt is het zowel spannend voor docent als student en begint het plezier van een intellectuele reis.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Foto: Edwin Andrade.

Een ander element is het belang en de vaardigheid van het (gezamenlijk) luisteren die het van studenten vraagt. Hoe snel de wereld ook wordt, luisteren blijft een essentiële vaardigheid voor een openbare dialoog en debat. Een vaardigheid die in onze expressieve en mondige tijdgeest flink onder druk staat. In haar verdediging van het college schrijft de Amerikaanse docent en journalist Miya Tokumitsu in Jacobin Magazine:

'Luisteraars in een hoorcollege doen allerlei dingen: ze maken aantekeningen, ze reageren, ze speuren de ruimte af voor reactie, en als belangrijkste, ze luisteren. Luisteren naar een ononderbroken argument van een uur vereist initiatief, doorzettingsvermogen en focus. Met andere woorden, het is een activiteit. Maar vandaag de dag weegt de activiteit van het luisteren niet zwaar meer, omdat het geen uitkomsten of duidelijke doelen lijkt te verwezenlijken.'

Een diversiteit aan didactische vormen lijkt mij een gezond principe. Afwisseling en experiment is nodig. Maar dat wil niet zeggen dat het klassieke hoorcollege bij het grofvuil kan worden gezet. Juist in een tijd van versnelling, overprikkeling en (ideologische) verdeeldheid is een ruimte waarin in alle veiligheid collectief kan worden geluisterd en gediscussieerd van essentieel belang.

Dit gaat uiteraard niet zomaar. Studenten krijgen vaak genoeg te maken met slecht ontworpen colleges. Hoorcolleges geven is dan ook een vaardigheid die niet iedereen van nature heeft en het kost vaak jaren oefening om het echt goed te beheersen. Tijd, rust en cultivering van deze spreekkunst is nodig om generaties docenten op te leveren die de traditie kunnen voortzetten. In het huidige onderwijsland, waar administratieve overlast, prestatie- en werkdruk, en outputgedrevenheid heersen, is er weinig aanmoediging om dit te stimuleren. Dat moet anders.

Voor mijzelf betekent dit in ieder geval dat ik voortdurend moet blijven schaven aan mijn vaardigheid om nieuwe generaties mee te krijgen in mijn hoorcolleges, en zelfkritisch moet zijn over in hoeverre ik mijn publiek nog goed genoeg aanvoel. Dat is geen straf, maar een groot plezier. Elke keer weer.

Zonder hoorcollege ben ik een gemankeerde docent.