Een konijn dat een olifant wil worden, een varken dat aan modder verslaafd is en een garnaal die tot zijn schrik ontdekt dat de zee verdwenen is. Filosoof Awee Prins werd bekend met de bestseller Uit Verveling, maar schreef - voor kinderen tussen de zes en 96 jaar oud- ook een kinderboek. 'Er wordt wel eens gezegd dat de jeugd de afdeling research en development is, alsof het een voorbereiding is op het volwassen leven. Dat is zo'n onzin. We moeten het kinderlijk denken blijven koesteren.'


De dag dat de zee weg was is een bundeling van vijf verhalen die Prins vroeger aan zijn zoons vertelde. 'Ik had in die tijd een hekel aan de pedagogische trucjes die je in veel kinderboeken tegenkomt. Te moralistisch, te zoetsappig. Dus, voor het slapengaan vertelde ik dan maar zelf verhalen aan mijn kinderen. De betere verhalen schreef ik later op.' Nooit met de bedoeling om ze uit te geven, tot zijn vrouw twee jaar geleden overleed en hij 'met de ziel onder de arm' op zoek ging naar een uitgever. Die was snel gevonden. 'Toen pas ontdekte ik dat de verhalen gaan over de broosheden van nu.'

Er wordt wel eens gezegd dat de jeugd een voorbereiding is op het volwassen leven. Dat is zo’n onzin. We moeten het kinderlijk denken blijven koesteren.

'In elk verhaal gebeurt wel iets geks, zitten dingen die pittig zijn. Slimme Hans bijvoorbeeld, die er achter komt dat zijn ouders liever samen gelukkig willen worden, dan met hem en zijn broertjes en zusjes erbij. Of varkentje Knorremans, dat verslaafd is aan modder.' Prins benadrukt dat het geen filosofisch doortimmerde verhalen betreft, maar het zijn wel de verhalen van een filosoof. 'Die achtergrond schemert erin door. De verhalen lopen goed af, de kinderen moeten er wel van kunnen slapen immers, maar zijn er niet om te sussen. Ik heb ze geschreven om kinderen voor te bereiden op een mooi, rijk, maar ook moeilijk leven.' Kinderen moeten ook niet teveel beschermd worden, stelt Prins. 'De hamer van het leven komt vanzelf, daar kun je ze maar beter op voorbereiden.'

'De Oostenrijkse schrijver Robert Musil maakte onderscheid tussen werkelijkheidszin en mogelijkheidszin. Ik zou daar nog onmogelijkheidszin aan willen toevoegen. Kinderen zijn in staat om open te staan voor het onmogelijke. Ze zijn in hun jonge leven heel onmachtig en oneindig bedreigd. Ze leven in een wereld die ze niet snappen, en waarin ze allerlei dingen niet mogen. Ik heb geprobeerd om een ruimte te creëren waarin alles mag, en waarin ook alles mogelijk is. Voor kinderen 'gelden alle stemmen', iets kan tegelijk waar en niet waar zijn. Kinderen zijn in staat om open te denken. De jeugd is de viering van die verschillende perspectieven.'

En dat zouden we moeten koesteren, zo stelt Prins. 'Pedagogen zien kinderen vaak als jonge onderzoekers. Dat is prima, maar ze moeten vooral leren dat het leven niet alleen bestaat uit problemen en oplossingen. De wereld is veel contingenter en brozer dan dat. Ik doceer filosofie aan basisschoolleerlingen. Die hebben net leren tellen. Dan zet ik twee kinderen voor de klas, en vertel de leerlingen dat er allerlei redenen zijn waarom één plus één geen twee is. Het ene kind is een jongen, het ander een meisje. De één is groter dan de ander. Dan krijg ik altijd een boze blik van een juffrouw, omdat ik het curriculum ondermijn, maar ik vind het belangrijk dat die kinderen ook leren dat er meer is dan alleen het telbare. Tellen is koude kennis. Meten is de wereld vergeten.'

Dat illustreert Prins in het titelverhaal van het boek, over Kees Garnaal die er op een dag achter komt dat de zee verdwenen is. Hij gaat bij zijn buurman, een inktvis en wetenschapper, te rade. In plaats van naar buiten te gaan, om te constateren dat de zee verdwenen is, duikt deze zijn boeken in. Om tot de conclusie te komen dat het onmogelijk is dat het water weg is, er is immers geen boek over geschreven. 'Kinderen hebben daar zo'n schik in, zo'n domme inktvis die alleen in zijn boeken zit. Dat herkennen ze in veel volwassenen. In zekere zin wil ik daarmee zeggen: 'Ga de wereld in, ga ontdekken. Maar doe het op kinderlijke, broze wijze.'

'Kinderen staan daar ook voor open, voor die broosheid van het leven. Binaire tegenstellingen als waar en onwaar zijn volwassen uitvindingen. De domheid is dat we onszelf langzaam als rationele, autonome subjecten gaan beschouwen. We hebben allemaal onze kleinzieligheden. Die kunnen onderkennen, is het mooiste dat je kunt hebben. Ik zeg wel eens dat zelfvertrouwen de comfortzone van de domheid is. Het leven is broos, dingen lopen anders dan gepland. Als je dat inziet, en je eigen kleinzieligheden en dommigheden herkent, kun je ze ook bij een ander herkennen. Dan krijg je er zelfs schik in, in de duivels op jouw schouder en in die bij een ander.'