Wanneer je leven in het geding is, wordt iedere ruil rationeel. Als King Richard III in Shakespeare's gelijknamige toneelstuk op het slagveld zijn paard kwijt is, schreeuwt hij dan ook 'A horse! a horse! My kingdom for a horse!' Zonder paard verliest Richard namelijk vrijwel zeker zijn koninkrijk én zijn leven. Ernstig zieke mensen die gepatenteerde medicijnen nodig hebben, verkeren in een soortgelijke situatie. Voor een chemisch stofje dat onder bijna alle omstandigheden weinig tot niets waard zou zijn, heb je ineens alles over.

Dat je het medicijn zo hard nodig hebt, is niet de enige reden dat het zo duur is. Op een gepatenteerd medicijn rust een tijdelijk monopolie: de eigenaar van het patent kan dus vragen wat hij wil. De monopolist probeert weliswaar niet om zijn product onbetaalbaar te maken, maar wel om zijn winst te vergroten. Winstmaximalisatie kan nog steeds voor enorm hoge prijzen zorgen.

Er is alle reden om boos te worden op farmaceutische bedrijven die misbruik maken van hun positie door achterlijk hoge prijzen te vragen. Maar kunnen we ondertussen zelf niet iets doen om onze onderhandelingspositie te verbeteren?

Aan het voorbeeld van King Richard kunnen we zien dat er in ieder geval twee factoren een rol spelen in het tot stand komen van een hoge prijs:

  1. Een gebrek aan aanbieders: Als er een persoon een paard in de aanbieding heeft, dan kan hij zoveel vragen als de koning ervoor over heeft. Maar als meerdere personen hun paard willen verkopen, dan zal de prijs snel dalen; een verkoper is met een beetje winst ook al tevreden. Dus terwijl voor een gepatenteerd medicijn soms 100.000 euro of meer gevraagd kan worden, betaal je voor een paracetamolletje – waar concurrentie toegestaan is – maar 2 cent.

  2. Zijn enorme bezit: Geen verkoper kan Richard meer geld vragen, dan dat hij te besteden heeft. Echter, omdat hij een heel koninkrijk bezit, kan de prijs voor een paard tot exorbitante hoogte stijgen. Voor ons geldt ook hoe meer we kunnen betalen, hoe meer we voor onze medicijnen moeten betalen.

Over het eerste punt wordt in de politiek en in de media al uitvoerig gesproken: hoe komen we van het monopolie af, of hoe stellen we op zijn minst grenzen aan de macht van de monopolist?

Over het tweede punt zouden we wat uitvoeriger na kunnen denken: ons 'koninkrijk'. Niet alleen zijn we een van de rijkste landen van de wereld, we hebben ook nog het hele zorgbudget mooi bij elkaar gestopt in de reserves van grote ziektekostenverzekeraars. Als iedereen voor zichzelf zou moeten betalen, dan zou de prijs nooit veel meer kunnen worden dan een deel van je jaarinkomen, maar nu we voor elkaar willen betalen – want hulp bieden is al snel een morele vereiste – rijzen de prijzen de pan uit.

Het perverse is dus dat naarmate we meer over hebben voor de nieuwste medicijnen – de premies verhogen, extra belastinggeld erin steken of inzamelingsacties houden – we geen extra zorg, maar steeds hogere kosten zullen krijgen: hoe meer geld we beschikbaar stellen, hoe meer de farmaceut ons zal vragen.

Dus extra geld beschikbaar stellen voor gepatenteerde medicijnen, leidt voornamelijk tot een verdere verhoging van de winst van farmaceutische bedrijven. En er zijn weinig tot geen sectoren waar al zulke hoge winsten behaald worden.

Veel geld betalen voor deze medicijnen gaat uiteindelijk zelfs ten koste van de zorg als geheel, want je kunt geld maar één keer uitgeven. We moeten uit hetzelfde budget alle zorg inkopen en niet alleen de nieuwste levensreddende medicijnen.

Een oplossingsrichting is dus om ons zorgbudget in tweeën te delen:

  • Eén deel dat we alleen uitgeven aan zorg waar een normale markt voor is – zoals operaties, medicijnen zonder patent en extra handen aan het bed. Hier betekent méér geld ook méér zorg.
  • Een ander deel voor medicijnen waar patent op rust, omdat hier een hoger budget alleen maar voor nóg hogere prijzen zorgt. Als we daar slechts een maximum vergoeding per persoon per jaar voor beschikbaar stellen, dan kunnen we onze onderhandelingspositie verbeteren.

Zelfs voor monopolisten is het beter om een beetje winst te maken, dan helemaal geen winst. Dus hoe meer we samenwerken – het liefst Europees – om onszelf te begrenzen, dat wil zeggen van te voren een grens stellen aan hoeveel we per persoon per jaar aan gepatenteerde medicijnen mogen uitgeven, hoe meer macht we terug kunnen winnen aan de onderhandelingstafel om zo lagere prijzen te bedingen.

Op dit moment maken dure gepatenteerde medicijnen nog maar een klein deel (1,7%) van het totale zorgbudget uit, maar het risico is dat dit aandeel steeds groter wordt. De prijzen binnen de perken houden zal niet gemakkelijk worden, omdat er voor de patiënt meer op het spel staat dan voor de farmacie; voor de patiënt is de inzet zijn leven, terwijl de industrie slechts om wat extra euro's speelt. Maar als we ons niet zoals Odysseus aan de mast laten binden om de lokroep van de farmacie te weerstaan, dan loopt uiteindelijk ons zorgstelsel op de klippen.

Om iets te kunnen verkopen zullen bedrijven hun product steeds net iets goedkoper aanbieden dan hun concurrenten, met als gevolg dat de prijs zou dalen tot vlak boven de marginale kostprijs: de prijs die het produceren van één extra pilletje kost. Er is ook een druk om je productieproces te verbeteren om de kostprijs omlaag te krijgen.

De Nederlandse overheid denkt na over regelwijzigingen en samenwerkingen met de industrie om de prijzen omlaag te krijgen. Sommige apothekers willen een maas in de wet gebruiken en gepatenteerde medicijnen voor individuele patiënten namaken. Hiermee ontstaat er dus een vorm van concurrentie.

'De uitgaven van ziekenhuizen groeien jaarlijks met ongeveer 1 procent, maar de groei van uitgaven aan dure geneesmiddelen is ongeveer 10 procent', schrijft NOS.

In de Odyssee van Homerus laat Odysseus zich door zijn bemanning, die was in de oren gestopt hebben, aan de mast vastbinden zodat hij de verleidelijke zang van de Sirenen kan horen zonder met zijn schip op de rotsen te varen.