'Mijn tactiek is: naar je kijken. Te weten komen wie je bent. Van je houden zoals je bent. (…) Mijn strategie daarentegen is veel diepgaander en veel eenvoudiger. Mijn strategie is dat op een dag, ik weet niet hoe en ik weet niet onder welk voorwendsel, je me eindelijk nodig hebt.' Hoe vaak ik deze dichtregels uit Mario Benedetti's Táctica y Estrategia niet geciteerd heb... In het Spaans dan wel. Dat klinkt romantischer, wel zo effectief om harten mee te veroveren. Dat iemand je nodig zou hebben: daarmee zou een liefdesrelatie ontstaan die stand kon houden, ver voorbij de verliefdheid van het begin.

Het interessante is dat eigenlijk jijzelf die ander nodig hebt, in de gedachte dat zij er voor jou moet zijn, of dat je zonder hem niet gelukkig kunt worden. Om controle te krijgen over dit tamelijk angstaanjagende gevoel, probeer je de ander te verleiden tot een vergelijkbaar gevoel voor jou: ziedaar Benedetti's strategie. Die kan – op zijn minst tijdelijk – succesvol zijn. Je verovert dat hart, je maakt die ander van jou afhankelijk, en je waant je uiteindelijk afhankelijk van elkaar.

Maar wat een succes lijkt, is een illusie. Want ook als de verovering voltooid is, maakt ze niet gelukkig. Naarmate liefde meer als wederzijdse afhankelijkheid wordt gevoeld, ontneemt ze het zicht aan het vermogen van twee mensen om elkaar lief te hebben, doordat ze bijdragen aan elkaars welzijn. Liever niet omdat het moet en je niet zonder die ander kan, maar omdat het voor jullie allebei werkt.

Net zozeer als we andere mensen nodig menen te hebben om gelukkig te zijn, hebben we bepaalde gedachten nodig. Het verschil is dat we die gedachten niet van ons afhankelijk kunnen maken en de overeenkomst dat wij op onze beurt wel degelijk gedachten nodig hebben. Ze bieden overzicht, ordening en controle, of op z'n minst de schijn ervan. In die zin is het niet meer dan logisch dat mensen denken, en dat ze hun denken systematiseren in theorieën en ideologieën.

Het probleem ontstaat waar we bepaalde gedachten te zeer nodig hebben, en we ons er afhankelijk van maken. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer je door iemand wordt afgewezen en je eerst en vooral die ene gedachte aanneemt die je geruststelt en troost biedt, bijvoorbeeld dat hij of zij er niks van begrijpt, of zelfs een slecht mens is. Dit kan waar of onwaar zijn. Voorop staat echter niet de waarheid, maar de behoefte die je voelt om het te geloven.

Wat voor gewone mensen geldt, geldt niet per se minder voor grote denkers. Ook zij hebben bepaalde gedachten soms net iets te veel nodig, zozeer zelfs dat op hun genialiteit wel wat aan te merken valt. Laat ik een paar voorbeelden geven uit mijn eigen tak van sport: de politieke filosofie.

De tekst gaat verder onder de afbeelding.

Plato zag in al zijn wijsheid het gevaar, maar niet het potentieel van de democratie. Hobbes presenteerde de absolute vorst als alternatief voor 'de oorlog van allen tegen allen' als gevolg van massale 'wedijver, wantrouwen en trots': zonder te beseffen dat hij hiermee ruim baan bood aan dezelfde egoïstische emoties van zo'n enkeling. Marx bedacht dat kapitalistische 'vervreemding' zou worden opgeheven door diegenen die volgens hem als geen ander vervreemd waren van zichzelf: de arbeiders.

Er zijn verschillende manieren om chocola te maken van zulke ongerijmdheden. De gemakkelijkste is om grote denkers af te doen als prutsers die er niks van begrepen hebben. Een andere mogelijkheid is om hun denkfouten goed te praten, zodat we hen als onfeilbare genieën kunnen blijven zien en bovendien ons eigen geloof in hun verhaal intact blijft.

Een derde: hun denken – en denkfouten – simpelweg te verklaren uit de tijd waarin ze leefden. Ik stel een andere optie voor. Laten we onder ogen zien dat wij allemaal – ook jij, ook ik, ook Plato, Hobbes en Marx, evenzeer als Jezus Christus of Alain de Botton - menselijk zijn in die zin dat we bepaalde inzichten soms groter maken dan ze hoeven te zijn. Wie te graag iets wil geloven, verliest het zicht op wat er ook is en wat evenzeer waar zou kunnen zijn, of op wat er juist onlogisch is aan hetgeen je gelooft.

Plato moest in het reine komen met een democratie die zijn held Socrates ter dood had veroordeeld, niet op de laatste plaats vanwege haar neiging demagogen de ruimte te geven om matig geïnformeerde en geïnteresseerde massa's te bespelen. Dus zag hij vooral de domme willekeur van deze democratie, en niet haar kracht. Hobbes leefde in het 17e eeuwse Engeland met een godsdienstoorlog die het Syrië van nu doet verbleken, en had voor alles behoefte aan een remedie tegen chaos. Die remedie vond hij in een angstaanjagende alleenheerser, Leviathan. Marx was zodanig geschokt door een kapitalisme vol meedogenloze uitbuiting, inclusief kinderarbeid, dat hij een kritiekloos geloof ontwikkelde in het vermogen van de meest uitgebuite mensen om ook de meest toegewijde revolutionairen te zijn. Dit alles maakt zulke denkers niet waardeloos: het leert ons slechts dat we het deel van hun inzichten dat waar is (of lijkt) kunnen omarmen en toepassen, terwijl we evenzeer leren van hun fouten.

Voor onszelf is het vooral zaak om altijd een zekere ontspanning in ons denken te behouden. Gedachten als zodanig zijn net zozeer noodzakelijk als zuurstof, voedsel en liefde. Maar elke gedachte voor zich geeft slechts een deel van de werkelijkheid weer, en is daar op haar best een benadering van.

Uiteindelijk voelt het beter om ideeën te kunnen laten gaan dan je eraan vast te klampen. Misschien is het dus de kunst om je niet alleen in de liefde, maar ook in het denken van strategie terug naar de tactiek te begeven. Niet te zeer nodig hebben, maar goed kijken, ontdekken wat er kan zijn en houden van wat er is.

meer weten?

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de site van The School of Life Amsterdam, waar Remko van Broekhoven docent is.