De wereld verandert steeds sneller en wij hebben het soms knap lastig om het tempo bij te houden. Zelfs in moreel opzicht staat wat we gisteren nog vanzelfsprekend vonden, vandaag alweer ter discussie. Een hardwerkende vader die in de file staat om nog op tijd bij het Sinterklaasfeest van zijn gezin aan te komen zou in eerdere tijden nog een romantisch beeld geweest zijn, inmiddels is zijn auto vervuilend, het huishouden ongeëmancipeerd en Zwarte Piet een racistisch stereotype. Gourmetten? Veel plezier met je dierenleed. Een voetbal voor je zoontje? Lekker genderbevestigend.

Het is niet dat we nu minder moreel zijn dan vroeger, maar dat we steeds beter weten wat onze invloed is en dat we door technische vooruitgang steeds meer schade kunnen veroorzaken. Vroeger liepen de kippen op het erf, maar na de uitvinding van de legbatterij werd de vraag naar dierenleed belangrijk. Hoe meer we weten en kunnen, hoe meer verantwoordelijkheid we hebben. We kunnen op steeds meer plaatsen en manieren tekortschieten.

Hoe vermoeiend al die discussies en morele oproepen ook zijn, soms zijn er goede redenen om te veranderen. Onze christelijke achtergrond maakt dat echter niet gemakkelijk. Ons morele denken volgt niet altijd meer de inhoud, maar nog wel vaak de vorm van de tien geboden:

1. Externe bron: De morele wet komt van bovenaf en geeft ons van te voren duidelijkheid. Een wet die van God afkomstig is heeft autoriteit, maar als we de regels zelf verzinnen en gedurende het spel de spelregels aanpassen, lijken ze geen morele waarde te kunnen hebben.

2. Algemeen geldig: In eerste instantie waren de 10 geboden alleen onderdeel van het verbond met het Joodse volk, maar sinds Jezus geldt de wet voor ons allemaal. De wet geldt altijd, voor iedereen, zonder uitzonderingen.

3. Onveranderlijk: De wet is in steen 'gebeiteld'. Het is dus niet mogelijk om onze morele inzichten te verbeteren. De mens kan alleen moreel tekort schieten, als hij de wet niet volgt.

Een voetbal voor je zoontje? Lekker genderbevestigend.

Als god niet bestaat, dan heeft hij ons ook geen wetten gegeven. Dit wil niet zeggen dat we niet kunnen ontdekken wat goed of slecht is. Adam en Eva ontdekten wat goed en kwaad was door het eten van de verboden vrucht; wij doordat we de gevolgen van ons handelen zien, of doordat we ons laten overtuigen door argumenten. We moeten ons leven beteren, maar zo gemakkelijk komen we er niet vanaf. Wat de oorsprong van deze nieuwe morele kennis ook is, het leidt onherroepelijk tot schuld: je blijkt moreel tekort te schieten.

Het 'christelijke' morele kader werkte prima voor een simpele en statische wereld, maar in onze complexe dynamische wereld vormt het een valstrik. Zodra je van opvatting verandert en je gedrag aanpast, geef je tegelijkertijd toe dat je het eerder verkeerd gedaan hebt. Als morele wetten universeel zijn, dan was het namelijk overal, voor iedereen en altijd al fout. Je bent dus te laat vegetariër geworden en te laat met Zwarte Piet gestopt. Het is vaak moeilijk je leven in één keer aan te passen, maar het moet in één keer goed; ook met één plofkipfiletje maak je je schuldig aan dierenleed. Dus in plaats van blij te zijn dat je het nu beter doet, krijg je mogelijk nog steeds last van verwijten en schuldgevoelens.

Zonder god is het voor de mens in moreel opzicht nogal behelpen, maar dit maakt ons nog niet tot immorele wezens. We zijn misschien wel moreler dan ooit, omdat we de volledige verantwoordelijkheid voor moraal dragen, zonder voorafgaande zekerheid en zonder garanties. We komen er pas gaandeweg achter wat goed en fout is, lopen tegen morele dilemma's op waar geen gemakkelijk antwoord op is en moeten zelf ontdekken wat goede manieren zijn om te leven en wat niet. Moraal is onze eigen constructie, we weten niet met zekerheid wat goed is en de morele wet hebben we niet al aan het begin, maar pas aan het eind.

Het is tijd om onze naïviteit van ons af te schudden. Zolang we elkaar om de oren slaan met onze eigen 'onbetwijfelbare' beginwaarheden in plaats van argumenten, zullen we elkaar niet snel overtuigen, hooguit in het defensief jagen. Zolang we denken dat er een eeuwige onveranderlijke moraal is ten opzichte waarvan we alleen maar kunnen falen, hebben we altijd reden om ons schuldig te voelen. We moeten op zoek naar een onzekere, menselijke maar ook vrolijke moraal, waarbij we onze mogelijkheden tot een goed leven onderzoeken en onszelf voortdurend proberen te verbeteren. Moraal is geen menselijk tekort, maar een menselijke prestatie.

Zie Mattheüs 5:17

Zelfs van de meest veelbelovende kandidaat voor een onbetwijfelbare morele wet, "Gij zult niet doden", geloven we niet dat deze altijd, overal, voor iedereen, zonder uitzonderingen geldig is: denk aan zelfverdediging en euthanasie. Dit wil niet zeggen dat het gebod geen goed uitgangspunt is, maar het lijkt ook geen onbetwijfelbare universele waarheid.