De aandacht voor het slachtoffer in het strafproces heeft de afgelopen jaren vlucht genomen. En terecht – met kromme tenen denken juridici terug aan de tijd dat slachtoffers niets mochten zeggen tijdens het strafproces en geen plek hadden in de zaal. Tot 12 jaar geleden was er zelfs geen ondersteuning voor slachtoffers rondom het strafproces. Zo kon het gebeuren dat een weduwe naar het OM belde om te vragen of het klopte wat er in de krant stond, dat de zitting volgende week was?

In het afgelopen decennium is er veel veranderd: het slachtoffer heeft een wettelijke positie in het strafproces gekregen. Via familieregisseurs worden zij als eerste geïnformeerd over ontwikkelingen in de strafzaak, en sinds vorig jaar geldt het onbeperkt spreekrecht. Dit houdt onder andere in dat het slachtoffer zich ook mag uitlaten over de hoogte van de straf. Hoewel dit een grote vooruitgang is op het stelsel van 20 jaar geleden, beginnen zich langzaamaan ook nieuwe pijnpunten te manifesteren. Je kan je afvragen of de rechtszaal zoals wij die nu kennen wel een geschikte plek is voor het slachtoffer.

In tegenstelling tot het Amerikaanse strafsysteem, en wat je wellicht kent van TV, is het Nederlandse systeem niet accusatoir. Dat houdt in dat het niet 'de staat tegen de verdachte' is, of 'het slachtoffer tegen de verdachte'. Ons systeem is inquisitoir, waarbij de verdachte tot aan het einde van het proces verdachte blijft, en pas dader wordt als bewezen is dat hij schuldig is. Het slachtoffer daarentegen, is hoe dan ook slachtoffer van een misdrijf, los van wie het gedaan heeft.

Als een slachtoffer op zitting zich mag uitlaten over de strafmaat, moet dat gaan over de straf die de – tot dat moment nog onbekende – dader zou moeten krijgen. In de praktijk blijkt deze scheiding tussen verdachte en dader vaak lastig en kunstmatig, en richt het slachtoffer zich tijdens de zitting toch tot de verdachte. Hiermee wordt de verdachte in een positie gedwongen waar hij op dat moment (nog) niet hoort. En de blik van de aanklager en de rechter gaat daar onvermijdelijk in mee.

De tekst gaat verder onder de foto.

Advocaat in de Rechtbank (Foto: Lex van Lieshout, ANP XTRA)

Een ander nadeel van het inquisitoir systeem, is dat het Openbaar Ministerie niet de advocaat van het slachtoffer is die koste wat het kost zijn of haar belang moet verdedigen. In Nederland kan een slachtoffer zich weliswaar laten verdedigen door een advocaat, maar het slachtoffer blijft slechts een klein onderdeel van een proces dat uiteindelijk om de verdachte gaat. Het risico bestaat dat de verwachtingen van het slachtoffer groter zijn dan waar binnen de rechtszaak ruimte voor is. En ook al is het spreekrecht nu onbeperkt, het uitblijven van een reactie van de verdachte (of van de neutrale rechtbank) zou als pijnlijk kunnen worden ervaren door het slachtoffer. Zo zorgt de manier waarop het stafproces ingericht is ervoor dat het spreekrecht onbedoelde effecten heeft.

In plaats van het slachtoffer binnen de context van de rechtszaak te laten spreken, zou naar een andere setting moeten worden gezocht waar het spreekrecht beter uitgeoefend kan worden. Want wat is nu het doel van het spreekrecht? Om het slachtoffer de gelegenheid te geven om aan de rechtbank en aan de dader duidelijk te maken wat het delict voor hem of haar heeft betekend. Dit zou beter verwezenlijkt kunnen worden als het slachtoffer buiten de aanwezigheid van de verdachte aan de rechtbank gebruik kan maken van het spreekrecht.

De aanwezigheid van de verdachte is niet vereist om het slachtoffer de gelegenheid te geven om duidelijk te maken welke impact het delict heeft gehad. Na de zitting – als bewezen is verklaard dat de verdachte ook dader is – zou er eventueel een apart gesprek plaats kunnen vinden waarin het slachtoffer met de dader kan spreken. Op deze manier zouden we twee momenten creëren waarin het slachtoffer wel centraal staat en optimaal gebruik kan maken van het spreekrecht, zonder onbedoelde effecten of teleurstellingen.

Een radicalere stap zou zijn om niet de plek van het slachtoffer te veranderen, maar het systeem zelf. De mogelijkheden voor herstelrecht zijn in Nederland nauwelijks aanwezig. In andere landen, zoals bijvoorbeeld Zuid-Afrika met haar truth and reconciliation courts, hebben alternatieve vormen van berechting een vastomlijndere vorm. Zelfs als je het alleen zou toepassen bij daders die schuld bekennen, of na een 'gewone' strafzitting waarin het bewijs wordt behandeld, zou herstelrecht de behoeftes van slachtoffers op een veel fundamentelere manier kunnen vervullen dan mogelijk is binnen de huidige kaders. Mijn ervaring is dat pogingen om dader en slachtoffer tijdens de zitting bij elkaar te brengen vaak gedwongen en gekunsteld voelen, omdat er geen ruimte of tijd is om hen rechtstreeks met elkaar te laten spreken – alles gaat via de rechtbank.

De tekst gaat verder onder de foto.

Vrouwe Justitia

In St. Quentin Penitentiary in Californië in de VS worden slachtoffer-dader gesprekken gevoerd tijdens detentie. Het hoeft niet zo te zijn dat het om precies hetzelfde delict gaat, en ook niet eens om hetzelfde soort delict; een dader van een levensdelict kan in gesprek met de nabestaande van een ander delict. Deze ontmoetingen worden als zeer helend ervaren door de slachtoffers en een onderdeel dat van grote betekenis is in hun verwerkingsproces.

'Het heeft heel lang geduurd voordat ik mijn schaamte onder ogen kon zien. Ik gaf iedereen de schuld van wat ik gedaan had', vertelt gedetineerde Luis Sosa. 'Door de gesprekken met slachtoffers leerden en accepteerden we dat we waren vergeten wie we zijn als mensen toen we onze misdaden pleegden. Dat hielp ons ook in te zien dat we niet onze misdaad zijn. Schaamte maakt je onaansprakelijk en koppelt je los van wie je bent. Maar berouw maakt het onderscheid tussen wie ik ben en wat ik heb gedaan.'

Voor de verdachten is het een belangrijk moment om onder ogen te zien wat zij hebben gedaan en dat te verwerken. 'Als een man die 30 jaar lang de schuld en schaamte van zijn misdaad met zich mee heeft gedragen zijn diepste leed kan overbrengen aan iemand die een dochter is verloren aan moord, dan is dat zo rauw en menselijk en helend als het leven kan zijn', volgens William D. Glenn van de stuurgroep van de gesprekken. 'Als een familielid tegenover een moordenaar kan zitten, en de man kan vertellen wat ze de laatste twaalf jaar dag in dag uit heeft doorgemaakt, en hem dan vergiffenis schenkt voor zijn diepste zonde, dan is dat zo rauw en menselijk en helend als je je maar kan voorstellen.'

Zulke voorbeelden dienen als inspiratie om buiten de bestaande kaders te kijken. Wij zouden niet alleen moeten denken in termen van meer of minder spreekrecht, maar kwalitatief beter spreekrecht moeten nastreven, dat gericht is op de behoeftes van elk afzonderlijk slachtoffer in interactie met de dader.