Het wantrouwen tegen 'de media' dat we inderdaad overal om ons heen tegen komen, is welbeschouwd een compliment aan de feiten. Want wie zich druk maakt om de veronderstelde vooringenomenheid van berichtgeving gaat er kennelijk van uit dat er zoiets bestaat als een onbezoedelde ('objectieve') waarheid. Zo iemand zou waarschijnlijk verontwaardigd zijn als ze ervan beschuldigd zou worden slechts de feiten te selecteren die haar eigen gelijk bevestigen, want dan zou ze moeten toegeven even bevooroordeeld te zijn als 'de media' volgens haar zijn.

De meningenstrijd als gedeelde ruimte
Het 'hostile media phenomenon' illustreert tegelijkertijd ook iets anders, dat hiermee in strijd lijkt, maar het niet is. Feiten krijgen pas politieke of maatschappelijke betekenis in de meningenstrijd, het politieke en publieke debat. En daaraan neemt zeker in het digitale tijdperk iedereen deel: degenen aan beide zijden van elk debat die de waarheid proberen te manipuleren, de wantrouwigen aan beide zijden die hen bestrijden, en degenen die zich zorgen maken om dat wantrouwen. En dan zijn er ook nog steeds mensen die er aan hechten de waarheid vast te stellen, te spreken, te controleren en daar trouw aan te zijn. De meningenstrijd is een kakafonie, maar heeft meestal wel betrekking op een gedeeld object, hoe zeer mensen het over de betekenis daarvan ook oneens zijn.

Zorgelijk
Ik denk dat we ons pas echt zorgen moeten maken als er daadwerkelijk sprake is van censuur – een woord dat veel te vaak wordt gebruikt om het Europese en Amerikaanse medialandschap te typeren. Of als de feitelijke waarheid mensen echt niet meer kan schelen en ze niet langer in verlegenheid zijn wanneer ze geconfronteerd worden met hun eigen verdraaiingen van de feiten en leugens (de ontkenning daarvan is opnieuw een compliment aan de waarheid). Inderdaad, ik doel op Trump.