Bij een raadgevend referendum zoals het Oekraïneverdrag is het buitenspel zetten van de democratie feitelijk niet aan de orde. Het democratisch gekozen parlement bepaalt immers wat te doen – hoewel je van zo'n keuze natuurlijk wel iets kunt vinden. De gedachte dat je soms echter rechtstreeks tegen de democratie in moet gaan, in het belang van 'ons allen', heeft een lange geschiedenis. Eén episode wil ik hier uitlichten.

Ondemocratische shortcuts
Dat communisten niet vies waren van een shortcut naar een communistische staat weten we. Maar ook de voorloper van de PvdA, de SDAP, had in de jaren dertig te kampen met een revolutionaire linkervleugel. In 1933 promoveert SDAP'er Bastiaan van den Tempel op het proefschrift Democratische vrijheid en socialistisch recht waarin hij, kort gezegd, stelt dat democratie wel heel belangrijk is, maar uiteindelijk toch een middel blijft – indien nodig kon de weg naar het socialisme ook via een 'overgangsdictatuur' verlopen, dus: tegen een meerderheid in.

Democratie: doel of middel
Drie jaar later kwam er een duidelijk antwoord. In zijn oratie richt de kersverse Amsterdamse hoogleraar staatsrecht, en eveneens SDAP'er, George van den Bergh zich tot partijgenoot Van den Tempel. Van den Bergh stelt onomwonden dat, hoe fraai socialistische idealen ook mogen zijn, voor sociaal-democraten steeds zou moeten gelden: democratie is het doel, socialisme het middel.

Tegen de wil van de meerderheid
Betekent dit dan ook dat je nooit iets tegen de wil van de meerderheid in zou mogen doen? Nee, Van den Bergh maakt één uitzondering: wanneer het doel, de democratie, serieus in gevaar komt, mag de democratie zich verzetten – eventueel ook tegen een meerderheid. Alleen ter bescherming van de democratie, mag de democratie 'opzij' gezet worden. Voor alle overige doelen, óók die zaken die in ons aller belang zijn geldt dat je niets anders rest dan het democratische debat. meer weten? De democratie draagt de ingrediënten voor haar eigen ondergang in zich. Een antwoord op de formele democratieopvatting (zoals bij Van den Tempel) is daarom essentieel. Bastiaan Rijpkema werkt dit verder uit in zijn boek Weerbare democratie (2015). Daarin gaat hij in op de zeldzame gevallen wanneer een democratie een partij mag verbieden, en dus eventueel ook tegen de wil van de meerderheid mag handelen.

Dit is de zogenaamde formele democratieopvatting. Deze ziet democratie als besluitvormingsprocedure waarbij we beslissen op basis van een meerderheid en we de uitkomst altijd moeten accepteren.