In Brainwash Talks van Human buigen journalisten, schrijvers, wetenschappers, theatermakers en filosofen zich over de grote persoonlijke en maatschappelijke vragen van nu. Deze keer wetenschapper, journalist en academicus Warda El-Kaddouri over religie en wetenschap, en waarom die wel samen kunnen gaan.


Zijn wetenschap en religie onverzoenbaar? Volgens mij niet. Ik ben academicus en journalist. Ik beschouw mezelf als een verdediger van wetenschappelijk onderzoek en als een poortwachter van verifieerbare feiten. En toch put ik als gelovige ook inspiratie uit religie. Hoe kan dat?

Religie en wetenschap. Als ik deze twee woorden naast elkaar zet, is de kans groot dat het associaties oproept van tegenstrijdigheid, van onverzoenbaarheid. Het ultieme voorbeeld van het conflictmodel waarin religie en wetenschap tegenover elkaar staan, is dat van het scheppingsverhaal versus de evolutietheorie. In onze westerse moderne traditie zijn religie en wetenschap daadwerkelijk tegengestelden geworden, waar bovendien sterke waardeoordelen aan verbonden zijn. Ik geloof dat religie en wetenschap hand in hand kunnen gaan en dat ze allebei waardevolle inzichten kunnen opleveren in onze zoektocht naar de werkelijkheid.

Het essentiële probleem zit volgens mij dan ook niet in religie versus wetenschap, maar in dogmatiek versus twijfel.

Wanneer we het hebben over wetenschap, dan bedoelen we de transparante en onafhankelijke zoektocht naar empirische feiten en causale verbanden. Wanneer we het hebben over religie daarentegen, dan bedoelen we religie in de orthodoxe zin, verbonden aan conflict, geweld, repressie, dogmatiek. Het ene is gewenst, het andere ongewenst. Sterker nog: religie speelt een negatieve rol bij het vormen van een westerse identiteit, die sinds de Europese Verlichting en secularisering gebaseerd is rationalisme. In het verlengde van dat conflictmodel creëerden we zelfs een dualistisch wereldbeeld tussen het moderne Westen en het niet-moderne Oosten. De islamitische wereld functioneert daarbij niet zelden als tegenidentificatie.

Maar ik val niet binnen één van deze categorieën. Ik ben westers én ik ben moslim. Ik ben wetenschapper én ik ben gelovig. In mijn professionele loopbaan maak ik het vaak mee: academici, journalisten, schrijvers die er van uit gaan dat ik wel een 'moderne moslim' moet zijn. Met andere woorden: dat ik niet meer écht geloof of praktiseer – want dat is iets voor simpele mensen die het niet echt begrepen hadden. Toch? Religie is verbannen naar een verdomhoekje voor de onverlichte geesten. Gefronste wenkbrauwen wanneer ik zeg dat ik geen alcohol drink, dat ik spirituele bezinning vind in het gebed en dat ik vast tijdens de ramadan. Het creëerde telkens een soort kortsluiting in de ogen van mijn gesprekspartners, omdat ze zo overtuigd waren van dat conflictmodel. En het creëerde bij mij een gevoel van pijn, ongemak en frustratie. Het gevoel dat ik er niet helemaal mocht zijn. Niet alleen religie en wetenschap zijn tegenpolen, maar blijkbaar ook geloof en intelligentie.

Nu zou je kunnen stellen dat wetenschap gebaseerd is op het principe van permanente twijfel, van altijd alles kritisch in vraag stellen, terwijl religie gebaseerd is op absolute waarheden, opgelegd van bovenaf. Maar ik kan me daar niet in herkennen. Als kind was ik al iemand die altijd kritische vragen stelde – ook over religie. Ik was permanent nieuwsgierig. Ik wilde niet alleen een antwoord op het wat, maar ook op het waarom. Als mijn ouders even gek van mij werden of me geen bevredigend antwoord konden geven, dan ging ik zelf op zoek. In de boeken. Niets nam ik zomaar voor waar aan.

Het essentiële probleem zit volgens mij dan ook niet in religie versus wetenschap, maar in dogmatiek versus twijfel. En dogmatiek is niet eigen aan religie. Je vindt het bijvoorbeeld ook in politieke ideologieën, economische modellen of wetenschappelijke doctrines. En twijfel is ook niet eigen aan wetenschap, maar is een houding die gelovigen eveneens kunnen hebben.

Als mens worden we gedreven door nieuwsgierigheid. We proberen de werkelijkheid, de wereld waarin we leven, beter te begrijpen. In die zoektocht hebben voor mij zowel wetenschap als religie een volwaardige plaats – op voorwaarde dat je dus de dogmatiek achterwege laat. Want waarom zouden andere kennisbronnen zoals religie, filosofie of kunst zinloos zijn? Sciëntisme. De overtuiging dat alléén wetenschap een legitieme en waardevolle bron is voor kennis over de werkelijkheid is eigenlijk inherent tegenstrijdig. Ze is immers zelf geen resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Wie sciëntisme aanneemt, kan haar dus meteen weer verwerpen.

Warda El-Kaddouri in Brainwash Talks.

Maar even terug naar die zoektocht, naar die nieuwsgierigheid. In de 16e eeuw vond in Europa een wetenschappelijke revolutie plaats. Enkele grote namen uit die tijd waren gelovig: Copernicus, Galilei, Newton en later ook Mendel en Planck. Maar wat mij als moslim vooral inspireert, is de wetenschappelijke revolutie in de islamitische traditie, die enkele eeuwen eerder begon. Tussen de 9e tot de 13e eeuw zagen Arabische en Perzische geleerden religie net als drijfveer om aan wetenschap te doen. Zij zagen geen conflict tussen wetenschap en God, tussen hun werk en hun religie.

Tijdens mijn eerste echte kennismaking met de Europese Verlichtingsfilosofen en moderne denkers aan de universiteit werd ik geconfronteerd met kritische vragen over religie, die ik niet kon beantwoorden. Zoals het theodicee-vraagstuk: Als God barmhartig en almachtig is, waarom is er dan onnodig lijden op de wereld? Alles viel weer op zijn plek, toen ik op eigen houtje de islamitische denkers uit deze tijd ontdekte. Zij worstelden met dezelfde dillema's en vraagstukken, maar het leidde niet automatisch tot een verwerping van religie. Zij bleven zoeken naar antwoorden. Als deze denkers al überhaupt behandeld werden in het lespakket, dan werd hun bijdrage gereduceerd tot vertalers van de antieke filosofen, herleid tot een passief doorgeefluik. Maar ze deden zo veel meer dan.

Wetenschappers zoals Ibn Sina, Al Burini en Al Farabi legden de basis voor astronomie, algebra, geneeskunde, muziektheorie, plant- en dierenkunde, geografie. Hoezo was religie een drijfveer? Enerzijds was hun motivatie spiritueel: zij wilden simpelweg meer kennis over de schepping van God. Anderzijds was hun drijfveer praktisch: voor de berekening van de tijden en de richting van het gebed of het opstellen van een islamitische maankalender had je nu eenmaal wiskunde en astronomie nodig.

Voor mij is de belangrijkste figuur Ibn Rushd – ook bekend onder zijn Latijnse naam Averroës. Hij was niet alleen vertaler, maar ook een van de belangrijkste commentatoren van Aristoteles die we kennen. Hij was jurist, arts, filosoof, wiskundige, astronoom, geograaf. Kortom: een homo universalis tweehonderd jaar voor Leonardo Da Vinci. Wat Ibn Rushd voor mij extra bijzonder maakt is is zijn vurig pleidooi voor rationalisme in religie. Zijn redenering? Door de werkelijkheid rondom ons te bestuderen, komen we meer te weten over God. Hij haalt inspiratie uit de Koran en citeert verzen, die uitnodigen om te begrijpen wat bestaat – op een rationele manier. Hij was niet dogmatisch, maar permanent nieuwsgierig en kritisch. Volgens hem kon er geen tegenstrijdigheid zijn tussen de leer van God in de heilige teksten en wetenschap. Als er toch een tegenstrijdigheid ontdekt werd, was ofwel het onderzoek niet correct uitgevoerd, of was de menselijke interpretatie van de religieuze bronnen niet juist. En het voorbeeld van het Scheppingsverhaal en de evolutietheorie dan? Ibn Rushd zou stellen dat de wetenschappelijke hypotheses kunnen kloppen, als je het scheppingsverhaal figuurlijk interpreteert, als een allegorie.

Dit is geen pleidooi voor een gelijkstelling van religie en wetenschap of een vervanging van wetenschap door religie. Religie is geen wetenschap en wetenschap is geen religie. Het zijn twee fundamenteel verschillende bronnen van kennis. Wetenschap is de studie van het natuurlijke, religie van het natuurlijke én het bovennatuurlijke.

In de discussie over religie en wetenschap hoor je vaak één grote stelling terugkomen om religie te discrediteren en de overbodigheid er van te beargumenteren: het bestaan van God is nooit bewezen, ergo God bestaat niet. Maar dat is eigenlijk niet hoe wetenschap werkt. Het klopt dat Gods bestaan nooit is bewezen, maar het niet-bestaan van God is ook nooit empirisch bewezen. Wat overblijft is alleen het geloof in het mogelijk bestaan van God. Je gelooft er in of niet. Als we God zouden kunnen bewijzen, zou hij niet langer onderdeel van het geloof zijn, maar zou hij wetenschap worden.

Misschien zit er ook waarde in het erkennen van het beperkt vermogen van de menselijke rede. Ons brein is niet in staat om alles te begrijpen noch te kennen. En ik ben er ook niet per se van overtuigd dat we dat moeten willen. We kunnen bijvoorbeeld verliefdheid wetenschappelijk verklaren door allerlei chemische processen in ons brein te analyseren en de aantrekkingskracht tot een persoon verklaren via het biologisch determinisme. En toch zouden we daar niet per se beter of gelukkiger van worden. Wij, mensen, houden ook van een beetje magie, van emotie, van intuïtie, van het ervaren, voelen, geloven. Niet alleen van het weten.

Voor mij zijn wetenschap en religie met elkaar verbonden door een verlangen naar kennis, door een permanente staat van nieuwsgierigheid. Het is een houding die ik iedereen van harte toewens. Mijn naam is Warda, ik ben academicus en journalist, ik ben wetenschapper én gelovig.